| |||||
Ze sloeg haar ogen open; ademde lucht. Rondom haar ontwaarde ze in het bijna-donker de contouren van de linnenkast en het bureautje. „Lidhia,” hoorde ze Gabriëlle fluisteren. De luchtlinge ging overeind zitten. „Zou je voor mij dat prachtige gedicht nog een flink aantal keren willen voorlezen voordat je vanavond weer gaat slapen? Ik zou het zo graag uit mijn hoofd leren, weet je. Ik vind het echt prachtig mooi! Dank je wel daarvoor…” Lidhia nam de waardering, zij het in stilte, met gepaste tevredenheid in ontvangst. Ze was dankbaar dat ze zich weer in de luchtwereld bevond: nu had ze weer even afleiding… „Rosa bellen,” ontdekte Gabriëlle inmiddels, waarbij ze haar vinger in de lucht stak alsof ze zichzelf wilde waarschuwen het nu vooral niet te wágen om die stap niet te zetten. Ze pakte haar telefoontje. Het kostte haar slechts één eenvoudige druk op een knop om het toestel in actie te krijgen, en nog eentje om Rosa te bellen. Lidhia voelde het koele plastic tegen Gabriëlles oor — luisterde naar de vreemd opgewonden piepjes en direct daarna de kalme, regelmatig onderbroken zoemtoon. Even gespannen als Gabriëlle, al was het om andere redenen, wachtte ze af. „Met Rosa,” klonk de lichte meisjesstem plotseling in haar oor. Van verlichting slaakte Gabriëlle een diepe zucht. Lidhia wachtte geamuseerd af: Gabriëlle vergat te antwoorden! „Hallo?” vroeg Rosa vanuit haar ziekenhuiskamer. „Hoi Rosa,” zei Gabriëlle uiteindelijk, schor van emotie. „…Gabriëlle?” gokte haar nog zo nieuwe vriendinnetje. „Ja,” was alles wat Gabriëlle uit wist te brengen. „Hoi! Hé, leuk dat je belt! Hoe is het met jou?” „Wel goed,” antwoordde Gabriëlle ontwijkend. „En met jou?” „Ik voel me wel een stukje beter dan eerst, dankzij die geweldige verrassing die meneer Ter Heerdt me vanmorgen gebracht heeft!” „…Verrassing?” vroeg Gabriëlle verbaasd, na de korte gedachtenblokkade die tòch onwillekeurig op het horen van die gevreesde naam volgde. Lidhia kreeg dat mee als de symptomen van de plotselinge adrenalinestoot in Gabriëlles lichaam. „O, je bedoelt de krant?” vroeg het luchtmeisje trillend. „Ja, dat was óók fijn,” antwoordde Rosa gloedvol. „Mooi stuk, hè? Maar ik had het eigenlijk over die meer dan vijfhonderd kaarten waarmee mijn moeder en een paar zusters bijna mijn hele kamer hier aan het behangen zijn!” „Oh!” reageerde Gabriëlle, plotseling beschaamd. Lidhia vroeg zich af wat dat onprettige gevoel ineens te betekenen had. „Ja, dàt. Zijn ze mooi?” „Allemaal vrolijke kleuren! Beter dan dat saaie ziekenhuis-‘grijs-met-blauw’, hihi!” giechelde Rosa vrolijk. „Er zit nog niets van mij bij,” bekende Gabriëlle schoorvoetend. Aha, dacht Lidhia, die de link correct legde. „Stel je niet aan, joh!” vond Rosa gemakkelijk. „Dat geeft toch niet!? Jij bent hier op bezoek geweest — en je belt me. Dat is voor mij véél meer waard dan een kaartje, hoor!” „Oké,” bond Gabriëlle in. Je hóéft niet zo onzeker te zijn, pleitte Lidhia onopgemerkt vanuit haar stille hoekje, vol medelijden met de schuchtere Gabriëlle. „Maar je màg natuurlijk óók nog wel een kaartje sturen!” voegde de plotseling ondeugend klinkende Rosa inconsequent aan haar waardering van Gabriëlles aandacht toe. Gabriëlle schoot in de lach — en verbaasde daarmee niet alleen zichzelf. Vooral omdat die lach plotseling overging in een onbedaarlijk snikken… „Gabriëlle? Wat is er?” hoorde Lidhia Rosa bezorgd vragen — maar ze betwijfelde het of Rosa’s heldere stem, die zij overigens nog wèl gewoon verstond, op dit moment ook tot Gabriëlles bewustzijn doordrong. Ze voelde hoe een kriebelende druppel vocht uit Gabriëlles neus dreigde te lopen. Gabriëlle snoof hem terug; zocht met haar vrije hand iets in haar broekzak. Lidhia was inmiddels bekend geraakt met de vreemde zoute smaak van door traanvocht oplossend slijm in combinatie met de emotie die ze ervoer maar die niet de hare was: dit was tenslotte niet de eerste keer dat ze Gabriëlle verdrietig meemaakte. „Gabriëlle?” vroeg Rosa opnieuw. „Sorry hoor,” mompelde Gabriëlle. „Geeft niet. Vertel maar — als je wilt.” „Ik… sdap diets vabbijzelf,” snotterde Gabriëlle nu, die inmiddels een zakdoekje gevonden had dat direct vol gesnoten werd. „Pardon…” „Waarom niet?” vroeg Rosa aftastend. „Och… Ik bed er h-h-h-heel goed id ob bedsed af te stoted,” haperde Gabriëlle. Weer snoot ze uitgebreid haar neus; gooide het zakdoekje aan de kant en stond op om een schone uit de linnenkast te trekken. „…mensen af te stoten? Wat is er dan gebeurd?” vroeg Rosa nu. „Nou…,” aarzelde Gabriëlle, die even vrij kon ademhalen al kwam er alweer een vervelende druppel naar voren lopen. Ze haalde haar neus eens flink op en vervolgde: „Ik ben heel boos geweest op iebad… eddou heb ik ’t bij heb verkdald!” „Zo’n vaart zal dat toch niet lopen?” vergoelijkte Rosa die conclusie. Nou? vroeg Lidhia zich in stilte af. De waterlinge wenste wel dat Gabriëlle met iemand over dat àndere probleem kon praten… „Dou?” vroeg Gabriëlle zich hardop af. Ze besloot niet méér te vertellen. Het gesprek zou dan op Tim komen — en op Amber. En dáár wilde ze nu niet aan denken. Ze wilde dit gesprek beëindigen. Ze moest iets ànders gaan doen. Iets, waarbij ze haar hersens nodig had. Rosa leek het aan te voelen in de stilte die volgde. „…Ik zal in ieder geval voor je bidden,” beloofde ze trouwhartig. „Dakkje,” zei Gabriëlle, en opnieuw deed ze een greep naar haar zakdoek. Op de trap klonken haar vaders voetstappen. „Ik boet ophakken,” zei ze gehaast tegen Rosa. „Toei!” Gauw verbrak ze de verbinding. Het telefoontje lag ongebruikt naast haar op het bed toen er op haar deur geklopt werd. „Gabriëlle, lust je een bakje koffie?” klonk de bezorgde stem van haar vader. Ze aarzelde even. Lekker! dacht Lidhia. „Ja! Ikkobberaad!” riep Gabriëlle door de dichte deur. „Mag ik binnenkomen?” vroeg haar vader voorzichtig. „…Pest,” vond Gabriëlle mat, waarop ze nogmaals de inmiddels vochtige zakdoek erbij trok en uitgebreid snoot. Haar vaders hoofd verscheen om de deur. „Gaat het, krullenbol?” „Hmmm, jawel hoor,” reageerde Gabriëlle met een stem die te kennen gaf dat ze eigenlijk niet wilde praten. LaCroix zag het mobieltje. „—Rosa gebeld?” knikte hij vragend. Gabriëlle knikte bevestigend terug. „Alles goed met haar?” Opnieuw knikte Gabriëlle — aarzelend, dit keer. „Goedzo,” vond hij met een tevreden waarderend knikje, waarop hij dat onderwerp wijselijk liet rusten. „Kom maar koffie drinken als je er aan toe bent, oké?” Gabriëlle knikte nogmaals, waarop hij haar weer alleen liet met haar gedachten en Lidhia. |
|||||
|