| |||||
“Waar gaan jullie naar toe?” vroeg ze haar ouders. De zevenjarige Mariena stond op de zonnige binnenplaats waar een paard voor de kar gespannen werd. De lente had een paar weken geleden zijn intrede gedaan. “We gaan bij Johan en Mildred op het land werken,” antwoordde Richard. “Nu Mildred hoogzwanger is, kunnen ze wel wat hulp gebruiken,” vulde Mathilde aan. “Mag ik mee?” “Nee, lieverd, dat is niets voor jou.” “Waarom niet?” Richard glimlachte om de vasthoudendheid van zijn dochter. Hij wist dat veel andere mensen het hun kinderen niet zouden toestaan zo te praten en zoveel vragen te stellen. Hij wist echter ook wat voor een hekel hij er vroeger aan had gehad als de volwassenen vonden dat hij ergens te klein voor was. “Het is heel zwaar werk, Mariena.” “Ben ik soms niet groot genoeg dan?” Daar had je het al. “Het is waarschijnlijk te zwaar voor je.” De blik in haar ogen was duidelijk, maar ze zei het toch niet: ‘Dat maak ik zelf wel uit.’ “Ik wil toch mee. En als ik niet mag werken kan ik wel met Hannes en Karin spelen, toch?” Nu wist haar vader even niets te zeggen. Want Hannes en Karin hielpen hun ouders ook met het werken. “Vooruit dan, kom maar mee. Maar wel zeggen als het te zwaar is.” Evenwijdige groeven trokken door het stuk land. Hier en daar stonden kleine frisse groene plantjes die het trieste bruin opvrolijkten. Maar niet voor lang: het was onkruid dat weg moest voor er gezaaid kon worden. “Heeft u Mariena ook mee genomen?” was de verbaasde vraag van Mildred. “Meenemen is eigenlijk niet de juiste uitdrukking. Ze heeft ons meer gedwongen haar toe te laten op de kar,” antwoordde Richard. “Denk je het werk wel aan kunt, meissie?” vroeg Johan. “Zeker weten!” Mariena knikte heftig. Maar algauw ontdekte ze dat het schoffelen tussen de steentjes, de harde aarde en de taaie wortels niet zo makkelijke was als het eruit zag. Maar haar trots was de sterk dan haar armen waren: verbeten schoffelde ze door terwijl het zweet in straaltjes langs haar voorhoofd liep. Ze haalde opgelucht adem toen ze zag dat haar ouders en Johan het gereedschap neerlegde om even uit te rusten en te eten. Een flink stuk zacht brood en een brok kaas waren haar beloning voor het harde werken. “Vind je het nog leuk, Mariena?” vroeg Richard. Omdat ze net haar tanden in het brood had gezet kon ze niet direct antwoorden. Daardoor dacht ze even over het antwoord na. Eigenlijk vond ze het helemaal niet leuk. Het was zwaar haar handen deden nu een beetje zeer. Met moeite slikte ze de grote hap door. “Nee.” “Wil je ermee stoppen?” Het toeval wilde dat Mariena nu wéér een grote hap in haar mond had en dus weer gedwongen was tot nadenken over een antwoord. “Nee.” Verbaasd keken de drie volwassenen het meisje aan. “Hoezo niet?” vroeg haar moeder. Mariena haalde haar schouders op, maar gaf na een strenge blik van haar moeder snel antwoord met woorden, want met gebaren communiceren was onbeleefd volgens Mathilde. “Ik weet het niet.” |
|||||
|