| |||||
Gabriëlle verbaasde zich er al evenmin als haar ‘gastvrouw’ over dat prinses Lidhia op de bodem van haar kamer wakker werd. Ze voelde wèl Lidhia’s verrassing over het nachtelijk duister buiten het paleis. „Dàt is vroeg,” hoorde ze alsof iemand anders het door háár heen zei, nu haar bewustzijn weer ‘meeliftte’ in Lidhia’s lichaampje. Lidhia zwom op van de bodem en draaide zich op haar rug onder de waterspiegel die door de licht holle koepel van het plafond in stand werd gehouden. Ze liet haar luminescentie opkomen. „Hoi Gabriëlle,” begon ze fluisterend. Al zou ze slechts haar lippen en haar tong bewogen hebben, dan was dat nòg voldoende geweest voor Gabriëlle om het waterlingse meisje te kunnen volgen. „Blijkbaar slaap je weer, in je kamer op je bed. Je was ook zó moe na al die spanningen van vandaag…” Gabriëlle herinnerde zich heel precies hoe ze op haar kamer geijsbeerd had, zacht maar fel pratend en druk gebarend om al haar gedachten en frustraties er eens uit te gooien tegenover Lidhia. Toen was ze op het idee gekomen om gewoon rustig op bed te gaan liggen: misschien zou ze wel in slaap vallen en in Liliaño wakker worden! Dat is dus blijkbaar gelukt, bedacht ze tot haar tevredenheid. „Ik hoop echt dat je goed zult uitrusten,” vervolgde Lidhia intussen. H’m ja, ik óók, antwoordde Gabriëlle in gedachten, uit eigen ervaring wetend dat haar gedachten niet werden opgepikt door Lidhia. Goed plan. Lidhia zei: „Je vroeg je net op je kamer af hoe ik nu over jou denk, na vandaag.” Au! Niet subtiel, dacht Gabriëlle, al was ze heel benieuwd naar de rest. „Gisteren bevond ik me ineens in jouw wereld. Toen heb jij mij geholpen. Misschien kan ik jou nu een beetje verder helpen.” In gedachten glimlachte Gabriëlle bij de herinnering aan de vreemde echo’s in de onbekende hal onder het paleis, waarvoor zij een mogelijke verklaring had gehad. „Ik begrijp je reacties wel, denk ik,” ging het prinsesje al verder. O ja? dacht Gabriëlle verbaasd maar opgelucht. „Weet je, ik weet nog niet zo veel van luchtlingen — mensen — af, hoor,” begon Lidhia een ander onderwerp. „En zelfs nog niet eens van waterlingen, eigenlijk…” Gabriëlle ervoer weer wat het was om als waterlinge te blozen. „Maar ik weet wèl dat — bij ons waterlingen — een gezwollen geslachtsorgaan en die andere reacties die je in mij ook al wel eens van mijn lichaam hebt meegemaakt, niet altijd hoeven te betekenen dat het ook direct onze bedoeling, onze wil is om samen één te zijn.” Gabriëlle liet dat tot zich doordringen. Haar gedachten wisten niet hoe ze op dat idee van de prinses moesten reageren. Lidhia praatte zachtjes verder: „Ik heb er — voordat wij elkaars leven binnenzonken — wel eens met de magister over gesproken. En met medica Ishtaran. En ook met mamma wel eens. Zij zeggen dat de Almachtige ons heeft gemaakt op een heel speciale manier, met de mogelijkheid om als man en vrouw samen één te worden. Maar ook als ons lichaam die reactie heeft, is dat alleen maar een teken dat het goed werkt — het betekent niet meteen dat het op dat moment iets is wat je wilt — en waar je voor zou kiezen.” Gabriëlle bleef luisteren. Ze voelde ongeveer aan wat er nu komen ging, en dat wilde ze eigenlijk liever niet horen… Lidhia zei voorzichtig: „Maar Gabriëlle… Ik heb dat soort reacties sinds ik je ken ook een paar keer van jouw lichaam meegekregen. En óók wel eens wanneer je absoluut niet wilde dat je lichaam dat deed…” Bewust richtte Gabriëlle zich weer op de weerkaatsing van het prinsesje in de natuurlijke spiegel. Een paar lokken van haar lange, blonde haar zweefden inmiddels voor Lidhia’s gezichtje. Gabriëlle schaamde zich, al waren Lidhia’s gloeiende wangen waarschijnlijk eerder een gevolg van het feit dat ze zo’n moeilijk onderwerp durfde aan te snijden. „Zou het niet zo kunnen zijn,” ging Lidhia rustig maar aftastend verder, „dat Tim niets aan die reactie van zijn lichaam kon doen, vanmiddag? Hoe dan ook, bij òns is het de gewoonte dat een waterlingse man en vrouw hun lichamen niet eerder… helemáál… aan elkaar geven dan wanneer ze officieel een liefdesverbond voor het leven gesloten hebben. Je vertelde Magda dat het in jouw cultuur heel normaal is om jezelf aan iemand te geven buiten zo’n verbond. Maar wat Magda vertelde — over dat geschenk — deed me denken dat het bij jullie eigenlijk net zo bedoeld is als bij ons. En volgens magister Toenak heeft een man bij ons waterlingen veel sneller zo’n reactie dan een vrouw.” Lidhia haalde haar handen eens door haar lange haar, en streek het achterover. Hardop redeneerde ze: „Misschien had je gelijk met Tim, vanmiddag. Misschien wilde hij samen één met jou zijn. Maar misschien ook niet, uit respect voor jou. Hij heeft dat niet gezegd. Ik weet niet of je iemands wil en bedoeling aan die natuurlijke reactie kunt aflezen. Als hij iemand is die net zo denkt als Magda — als hij respect voor jou heeft — dan zou je die lichaamsreactie in combinatie met zijn respect eigenlijk als een compliment voor jou kunnen zien… Denk je ook niet?” Lidhia was even stil. Blijkbaar dacht ze nog even over haar eigen gedachten na. Gabriëlle overwoog haar mening over die laatste vraag. Lidhia aarzelde: „Ik zeg het misschien wat onhandig, maar… Nou ja…, zo denk ik erover. Dat is wat ik geleerd heb en ik vind het een veilig idee. Het helpt me ook goed om te gaan met mijn eigen lichaampje: ik heb de reacties van mijn lichaam en mijn emoties niet altijd in de hand. Ik begon er een paar jaar geleden eens bij Mamma over, nadat het me opgevallen was dat er een paar hovelingen waren die die reactie kregen als ze bij mij in de buurt waren. Die zijn toen ontslagen — Pappa en Mamma wilden mij beschermen, denk ik…” Lidhia pauzeerde weer. Gabriëlle wenste wel dat zij tegen haar vader, tegen Magda of meneer Den Engel durfde te zeggen wat Ter Heerdts lichamelijke reactie op háár was — duidelijk zònder het respect dat Tim misschien wèl eens zou kunnen hebben volgens Lidhia. Zou meneer Den Engel mij dan óók op die manier beschermen? Lidhia vervolgde intussen: „Maar mijn wil heeft wèl het gezag om te kiezen wat ik wil doen — en wat niet. Dat vind ik vaak wel heel erg moeilijk, hoor… Ik en mijn lichaam reageren in allerlei situaties ook vaak veel te gauw vanuit mijn emotie. Maar dat is denk ik lang niet altijd zoals de Almachtige het bedoeld heeft voor mij: ik geloof dat Hij altijd het beste met mij voor heeft… ook al snap ik Hem niet. Maar Hij heeft jou óók bedacht en gemaakt. Ik geloof dat Hij ook voor jou het allerbeste wil — net zoals onze ouders dat voor ons willen. En wat dat ‘samen één’-zijn met een man betreft… Ik wil graag wachten tot ik in een officiële verbondsrelatie ben met een man van wie ik echt kan houden. Zoals wat Magda vertelde.” Gabriëlles gedachten zwegen stil. Ze was onder de indruk. Zoals Lidhia het omschreef… zo wilde zij het eigenlijk óók het liefst! Kon dat nog? Of zou Ter Heerdt haar ook nog over die grens pushen? Daar wilde ze niet aan denken… |
|||||
|