| |||||
„Gabriëlle! Eten!” „Ja-haa! Ik kom al!” „Nou, die heeft er zin in,” merkte haar vader zachtjes op bij de langzame afdaling die op de trap werd uitgevoerd. Met een zucht ging ze zitten. „Je hebt gekookt,” merkte ze lusteloos op. „Ik vond dat het weer eens tijd werd,” glimlachte hij. „Gehaktballen,” concludeerde Gabriëlle toonloos bij het even oplichten van een deksel. Ze vond het vlees doorgaans het meest interessante deel van de maaltijd. „Zullen we bidden?” vroeg haar vader. Het stille gebed werd opgedeeld door het tikken van de wandklok. „Eet smakelijk,” zei LaCroix gewoontegetrouw. „Jij ook,” antwoordde Gabriëlle mat. Ze viste met haar vork een gehaktbal uit de juspan. „Hoe is het nu met je hoofdpijn?” werd Gabriëlle gevraagd, terwijl haar vader zijn deel van het gehakt op zijn bord legde en een greep deed naar de mosterdpot. „Nog steeds,” zei Gabriëlle, die er liever niet over wilde praten. „Euhm, je hebt iets in je haar,” ontdekte hij nu. „Hmm?” Gabriëlle boog haar hoofd blozend voorover maar ontdekte niets in wat ze van haar eigen kapsel kon zien. „Nee, dáár!” wees haar vader naar een lok die ruimschoots buiten Gabriëlles blikveld hing. Ze kamde de krullen losjes met haar vingers en zag de ongewenste indringer op haar bord terechtkomen. „Een pluisje. Dank je,” zei ze, terwijl ze gauw opstond en het in de prullenbak liet dwarrelen. Haar kostelijke gehaktbal verdween zonder dat er veel van geproefd werd in grote happen als volgende van haar bord. Werktuiglijk schepte ze zuinigjes twee halve aardappeltjes op; een klein schepje jus werd eraan toegevoegd en een flinke schep van de gebonden witlof. Intussen zat haar vader haar nadenkend aan te kijken. „Wat scheelt er vérder aan, meisje?” vroeg hij. „Niks. Gewoon hoofdpijn,” antwoordde Gabriëlle, nu lichtelijk geïrriteerd. Haar vader zuchtte eens en merkte op: „Met die hoofdpijn lijkt het anders al wel wat beter te gaan.” „Wat?” vroeg Gabriëlle, die nu pas opkeek en de heldere blik in haar vaders ogen ontdekte. „De andere keren dat jij hoofdpijn hebt, is je eetlust bijna nihil,” knikte LaCroix richting haar bord, waar inmiddels alweer twee grote happen vanaf waren geschept. „Nietes,” loochende Gabriëlle die scherpzinnige opmerking met volle mond. Haar blos werd een paar graden dieper. „Ik vind het wel leuk staan als je bloost,” plaagde Peter haar, nog toevoegend aan het warme rood. „Nou!” deed Gabriëlle verontwaardigd. Haar vader vervolgde onverstoord: „Maar ik heb nog veel liever dat je gewoon open naar me bent. Je hebt van de week al laten zien dat je dat kunt. Je moet het zelf weten, maar… als je niet vertelt wat er aan de hand is kan ik je ook moeilijk helpen, meisje!” Gabriëlle worstelde even met die gedachte. Ze vertrouwde haar vader wel, maar moest bijzonder selectief zijn in wàt ze hem toevertrouwde. Had ze iets wat ze hem veilig kon vertellen — als afleiding? „Ik euh…,” begon ze intussen. Een geschikte gedachte diende zich net op tijd aan. „Ik maak me zo’n zorgen om Rosa…,” flapte ze eruit. „…Om Rósa?” vroeg haar vader verbaasd. „Waarom dàt? Die ligt toch veilig in het ziekenhuis? Ze wordt daar vàst goed verzorgd, hoor…” „Nou, weet je nog,” bloosde Gabriëlle verder, „die aflevering van Twenty-Four, waarin Janet vermoord werd… in het ziekenhuis?” LaCroix was twee tellen stil, waarin hij zijn nu vuurrode dochter aanstaarde. Haar aandoenlijke kleur had zich uitgebreid tot haar nek, waar hij onder haar kraag verdween. Hij vroeg zich af hoe warm ze het op dit moment zou hebben. Toen liet hij zijn schouders hangen en vroeg: „Heeft dat je zó aangegrepen, meisje?” Gabriëlle haalde haar schouders op. „Blijkbaar,” gaf ze onwillig toe. „H’m,” mompelde Peter. „Misschien moeten we dat soort series en films maar niet meer samen kijken, dan.” „Aaah nou, het valt wel een béétje mee!” protesteerde Gabriëlle daarop. „Het lijkt mij óók wel mee te vallen met Rosa,” knikte haar vader daarop gevat. „Bel haar anders nu direct even op om te horen hoe het met haar gaat, als dat je gerust zou stellen.” Zwijgend schudde Gabriëlle haar hoofd. Tot Peters verbazing zag hij tranen in haar ogen blinken. Hij zuchtte: „Meisje, volgens mij zie je beren op je weg.” Direct werd hij gevangen in Gabriëlles betraande blik. „Béren?” vroeg ze met een vreemd trillend stemmetje. Oh oh, dacht Peter. „Béren!?” schreeuwde Gabriëlle, die met een ruk opstond waarbij haar verraste stoel onder luid protest achterover tuimelde. „Béren op mijn weg? Jij begrijpt er ook níéts van! Helemaal NIETS!!!” Ze stampte de kamer uit. Met een luide knal sloeg ze de gangdeur achter zich dicht; bonkend vluchtte ze de trap op. Peter staarde haar verbaasd na, waarop hij schijnbaar rustig opstond en de stoel terugzette. Zodra hij weer zat concludeerde hij laconiek: „Dan zal ik er wel niets van begrijpen.” Hij nam nog een hap van zijn plotseling smakeloze witlof. Toen hij die doorgeslikt had, dacht hij hardop: „Misschien moet ik zèlf maar eens met Gabriël en Magda gaan praten. Die kunnen mij vast meer vertellen over het begrijpen van opgroeiende tienermeisjes.” Hij miste Erika. Nog een paar happen volgden voordat hij zuchtte en tegen Milky, die bij het tumult de vensterbank in was gevlucht, zei: „Misschien ga ik er dàn iets van begrijpen…” |
|||||
|