| |||||
Tim was kwaad op zichzelf. Zoekend tussen de vele jassen die dicht opeengepakt aan de rijen haakjes hingen, voelde hij dat zijn gezicht op onweer stond — uiting van het woelige weer in zijn ziel. Hij had zich zó voorgenomen om zijn verleden achter zich te laten… Blijkbaar was er een macht aan het werk die hem onontkoombaar met zijn complete voorgeschiedenis probeerde te confronteren. Ik heb mijn tweelingzusje vaak zŕt zo gezien… Wáárom had hij Amber over Manoucheca verteld!? Hij had het eruit geflapt voordat hij er erg in had. Hij had toch wel kunnen ráden dat ze hem daarop naar zijn zusje zou vragen!? En… waarom had hij dat nou juist tegen Amber gezegd!? Was dat omdat zij hem juist door haar probleem van dat moment zo aan Manoucheca had doen denken? Of was het echt een opmerking geweest die Amber geholpen had met de gedachte dat hij haar in een zó kwetsbare situatie gezien had? Hij wist het niet, en zocht geërgerd verder. Stápels foto’s hadden ze in huis. Ouderwetse analoge foto’s en, van later, honderden digitaal. Zijn moeder bewaarde ze allemaal, maar sinds Manoucheca’s overlijden hadden ze er geen van beiden meer naar kunnen kijken — de herinneringen waren nog te sterk. De vastgelegde beelden lagen onbekeken in een la en stonden ongeopend op de harde schijf. Er waren genoeg foto’s waar zij niet op stond, maar bij die foto’s was het juist het gemis dat die beelden nu zo moeilijk maakte. De dure camera’s van zijn moeder lagen werkeloos stil, ingepakt nog van de verhuizing. Tim stelde zich voor dat het mettertijd wel weer beter zou gaan, maar de wonden waren nu nog te vers. En misschien zou hij er eerder aan toe zijn dan zijn moeder — of omgekeerd. En misschien had zijn moeder die periode van haar leven wel voorgoed afgesloten. Hij wist het niet, al zou hij het jammer vinden als het zo zou zijn. Hij begon aan een nieuwe rij jassen. Zo nu en dan schemerde er iets van roze tussendoor — maar tot nu toe bleken dat steeds meisjesjassen te zijn. Op de grond lag hier en daar een tas. Dáár! dacht hij, en hij liep naar een hoek waar een felroze rugtasje lag. Het was precies wat Amber omschreven had, maar zodra hij het oppakte zag hij dat hij nog verder zou moeten zoeken: er stond een bekend logo op gedrukt. Met een zucht legde hij het ding terug. Manoucheca had een petje met datzelfde logo. Hij vroeg zich af of hij de foto’s van hem en zijn zusje nog wel zou hoeven te zien: een flink aantal ervan kon hij zich zó voor de geest halen. Op dit moment vooral die met dat eigenwijze petje. Hij stond stil — waande zich even terug in dat geurige, zomerse hooiland, luid lachend naast elkaar rennend richting de camera in hun moeders handen. Het effect van slechts de herinnering aan de foto’s van die dag was waarschijnlijk even sterk als het zien van de beelden zčlf, ontdekte hij: helder als het klinken van kristallen glazen klonk daar heel even Manoucheca’s schaterlach in zijn bewustzijn — precies zoals hij zich dat zorgeloze geluid herinnerde. Hij klemde zijn kaken op elkaar om de tranen tot terugtrekken te dwingen en zichzelf tot zijn vrijwillige taak te zetten. Dŕt was altijd een groot verschil met de foto’s van die ŕnderen, realiseerde hij zich. Mamma’s foto’s straalden plezier uit, en levenslust. Van mamma’s foto’s werd je tenminste blij! Hij kon het niet helpen: een glimlach drong door tot op zijn gezicht. Had Manoucheca dat petje niet hoog de lucht in gegooid, en had hun moeder niet juist afgedrukt op het moment dat zij er allebei naar sprongen om het te vangen? Twee tellen later hadden ze hinnikend van het lachen naast elkaar in het hooi gelegen; het petje gemist op de grond. In de garderobe van de school stond hij — alleen. Op zoek naar een felroze gymtas, herinnerde hij zich terwijl hij zijn hoofd in de nek legde en even naar het lichtgrijze systeemplafond keek. Hij zuchtte; liet zijn blik nog eens langs de rijen volgehangen haakjes dwalen. Dit zou lastiger worden dan hij gedacht had. Blijkbaar waren zijn opvolgers creatiever dan hij zelf in het verstoppen van weggekaapte spullen… |
|||||
|