| |||||
In de achtergrond klonken vaag de geluiden van twee groepen scholieren die zich omkleedden voor het volgende uur bewegingsonderwijs. Tim en Amber zaten zwijgend in het kantoortje, waarvan mevrouw Huiting de deur gesloten had, te wachten tot de lessen weer begonnen waren. Plotseling werd de deur geopend. De beide tieners keken verbaasd op, maar het was meneer Koster, de andere gymleraar, die even poolshoogte kwam nemen. „Goed dat je ons kwam waarschuwen, Tim.” Hij wendde zich tot Amber met: „Weet je ook wie je kleren meegenomen hebben?” Het meisje schudde haar hoofd en zei: „Nee, meneer. Ik kan te veel namen bedenken die het gedaan kunnen hebben… maar ik weet het niet zeker.” Koster knikte en keek omhoog naar het raam, waarop hij vroeg: „Die heb jij zeker gesloten, Tim?” „Amber kon er niet bij,” bevestigde Tim. „Nee, dat kan ik me voorstellen,” antwoordde Koster met een blik op het bureaublad, waar nog enkele druppels op prijkten. „Maar wij doen dat doorgaans met die stok daar in de hoek.” De twee tieners keken verbouwereerd in de aangewezen richting, terwijl Koster glimlachend vervolgde: „Goed, ik moet naar de les. Jullie gaan zo naar de administratie?” Tim en Amber knikten hem toe, blozend onder de olijke knipoog die de leraar hen gaf al werd hij direct daarop weer serieus. „Het spijt me dat dit gebeurd is, Amber,” zei hij nog, warm gemeend. Amber gaf hem een kort glimlachje. Dat zag er triest uit, observeerde Tim. Zodra ze weer alleen waren keek Amber hem aan en vroeg: „Zeg Tim, nog bedankt voor alles, maar… waarom was je eigenlijk naar me op zoek?” Tim moest een halve tel nadenken voor hij het zich herinnerde: „O! — Ja, ik wilde je vragen of je nog iets van Rosa gehoord hebt.” „Ik heb haar vanmorgen even gebeld. Ze heeft goed geslapen en ze hoopt dat ze gauw weer naar huis en naar school mag.” „Aha. Dus daarom kon ik je niet vinden tijdens de pauze vanmorgen…,” begreep Tim. „Ik had een rustig plekje opgezocht om —” glimlachte Amber kleurend, maar een plotseling opkomende kriebel onderbrak haar zin. Vliegensvlug bracht ze haar handen voor haar gezicht. „—Tsjie! …Aaaaw,” klonk het direct daarop klaaglijk en met duidelijk afgrijzen. Tim begreep uit haar reactie dat Amber dit probleempje blijkbaar nog véél gênanter vond dan het feit dat hij haar zonder kleren aangetroffen had. Eén tel overwoog hij om haar zijn eigen zakdoek aan te bieden, maar daar zag hij meteen weer van af: hij had hem al gebruikt die ochtend. „Wacht,” zei hij tegen de zich duidelijk diep ongelukkig voelende Amber. Binnen een twintigtal seconden was hij terug met een paar dotten toiletpapier waarvan hij haar één aanbood. Daarop keerde hij haar discreet de rug toe om de door hen beiden gemiste stok met de praktische haak eraan eens beter te bekijken. „Dank je,” hoorde hij Amber door het verfrommelen van de provisorische zakdoek heen mompelen. Hij draaide zich om en glimlachte eens geruststellend naar het warm blozende meisje, dat zich zo te zien stond af te vragen waar ze met die bevuilde prop papier heen moest. Uiteindelijk ontdekte ze een prullenmand, waar ze hem in dumpte. „Volgens mij zou jij het óók fijn vinden als Rosa weer op school kwam,” hervatte Tim hun gesprek. Ambers ogen stroomden direct weer vol. „O… Sorry!” haperde hij. „Geeft niet,” piepte Amber, die verwoede pogingen ondernam om haar tranen te stelpen en daarvoor het tweede stukje closetpapier gebruikte, dat Tim haar tactvol aanreikte. „Ja, ik mis haar heel erg…,” gaf ze toe. Een trillende zucht, en het papiertje volgde zijn voorganger. „Kan ik me wel voorstellen,” zei Tim. „Kennen jullie elkaar al lang?” Amber knikte en zei: „Sinds groep drie, toen ze naar Nederland kwam.” „Zó?” reageerde Tim. „Dat is al best lang!” Opnieuw knikte Amber, waarop ze vroeg: „De les is inmiddels wel begonnen, denk je niet?” „Ja,” antwoordde Tim met een blik op de deur. „Het zal nu wel rustig zijn in het gebouw.” Op Ambers verzoek liepen ze door de meisjeskleedkamer naar buiten. Ze hoopte dat iemand zo netjes was geweest haar eigendommen terug te brengen, maar die hoop bleek ijdel te zijn geweest. Buiten liepen ze zo dicht mogelijk langs de muur, om vanuit de lokalen op de eerste en tweede verdieping zo min mogelijk gezien te worden. Tim bleef schuin achter haar lopen. „Brrr,” huiverde het meisje, dat het duidelijk geen pretje vond om zó licht gekleed door de dwarrelende sneeuw te moeten. „Zeg Tim, je vertelde me dat je een tweelingzus hebt. Hoe heet ze?” Tim liep zwijgend door terwijl hij naar het nog vochtigblonde lange haar keek dat vlak vóór hem over de schouders van zijn jas viel. Ze draaide zich half om, om hem even aan te kijken. Blijkbaar wilde ze controleren of hij haar vraag wel gehoord had. „Manoucheca,” zei hij stug. „Manoesjka?” herhaalde Amber Tims uitspraak. „Hoe schrijf je dat?” Tim spelde het en voegde eraan toe: „Op z’n Frans.” „Mooie naam,” vond Amber. „Zit ze hier ook op school?” „Nee,” antwoordde Tim ontwijkend, terwijl hij de deur naar de garderobe opentrok en Amber opnieuw voorrang gaf. Door de stille garderobe liepen ze, maar Amber liet het onderwerp niet zomaar los. „Waar zit ze dàn op school?” „Nergens, denk ik,” veronderstelde Tim korzelig. Nu stopte Amber en draaide zich naar hem om met een niet-begrijpend: „Huh?” Tim kon een ongemakkelijk glimlachje bij die gezichtsuitdrukking niet onderdrukken, maar werd direct weer ernstig voor zijn hese uitleg: „Ze leeft niet meer.” Nu was het Ambers beurt om medeleven te tonen, wat ze dan ook volop deed met haar ogen. Tim kon haar bijna niet aankijken, zo diep raakte haar woordenloze ontroering hem. „Kunnen we… ergens anders over praten?” vroeg hij moeilijk. Amber knikte en verontschuldigde zich: „Sorry…” „Geeft niet,” zuchtte Tim. „Je kon het niet weten. Je bent de eerste hier aan wie ik het verteld heb.” Zwijgend liepen ze langs de aula, waar conciërge Marks de resten van de afgelopen pauze aan het opruimen was, naar het kantoor van de administratie. Daar klopte Tim resoluut op de deur. „Binnen!” klonk een heldere vrouwenstem aan de andere kant. Tim herkende die als de stem van de dame van wie hij afgelopen maandag zijn rooster gekregen had. Jolanda, herinnerde hij zich haar naam terwijl hij de deur voor Amber opende. Schuchter stapte het meisje naar binnen, waar ze tot haar duidelijk aangename verrassing zorgzaam onthaald werd door Flora van den Heuvel, die hen liet plaatsnemen en met warme chocolademelk en een gevulde koek voor de beide tieners kwam aanzetten. Die lieten zich het lekkers goed smaken. „Jolanda kwam zeggen wat er gebeurd was, maar ze wist geen namen,” vertelde mevrouw Van den Heuvel, nadat ze uiting had gegeven aan haar boosheid over het gebeurde. „Ik wist toen eigenlijk al wel dat ik jùllie hier kon verwachten, gezien jouw zoektocht, Tim.” Tim knikte. Hij vond intussen dat hij wel weer iets nuttigs kon gaan doen: „Amber, hoe zien je tassen eruit?” „Mijn schooltas staat gewoon in mijn kluisje,” antwoordde Amber. „Die had ik niet bij me naar gym. Mijn gymtas is weg: een roze rugtasje, zo’n goedkope stoffen zak, weet je wel? Felroze, met witte nylon touwtjes als schouderlussen. Er staat niets op maar hij heeft wat groene viltstiftvlekken.” Ze grijnsde even: „Dat vond mijn neefje leuk. O, en… mijn kleren natuurlijk.” De grijns was alweer uitgeblust. De deur werd opnieuw geopend; meneer Den Engel kwam binnen, een opgevouwen krant in de hand. Hij knikte naar Tim en sprak Amber bezorgd aan met: „Hoe gaat het met jou?” Zwijgend keek het meisje naar hem op. Het ontging Tim niet dat ze even worstelde met haar emoties voordat ze antwoordde: „Het gaat wel weer, meneer.” Tim kondigde aan: „Ik ga je spullen zoeken.” „Graag,” waardeerde Amber. „Dat zou fijn zijn, jongen,” knikte ook Den Engel hem goedkeurend toe. Amber kwam een beetje overeind en vroeg met haar zachte stem: „Moet je je jas niet aan?” „Warm maar lekker op!” reageerde Tim heftig maar zorgzaam. Het meisje ging blozend weer zitten terwijl Den Engel het woord nam: „Amber, wanneer Tim je spullen gevonden heeft mag je wat mij betreft naar huis. Jolanda hier, of Flora, wil je vast wel even brengen. Heb je enig idee—” K’shlok. De zware deur viel dicht achter Tim, die blij was even in de stilte te kunnen zijn met zijn gevoelens, zijn gedachten en een duidelijke missie. „Warm maar lekker òp?” herhaalde hij zijn eigen woorden verachtelijk. „Die jas?” Kon hij dan níéts tegen haar zeggen waar anderen bij waren, zonder dat het voor tweeërlei uitleg vatbaar was!? Hij besloot eerst maar eens in de garderobe te gaan kijken. Dat leek hem uit twijfelachtige ervaring de meest voor de hand liggende plek om Ambers gymtas terug te vinden. |
|||||
|