| |||||
Het mes zwaaide rakelings langs haar kin en de schreeuw bleef steken in haar keel. Ze week uit naar achteren en hoorde de beledigingen en bedreigingen van de man, die door het dolle heen begon te raken, op haar afgevuurd worden. De stem kwam haar onbewust bekend voor. Ze voelde zich weer het kleine meisje, uitgescholden door haar vader. De vernederingen, de beschuldigingen van dingen die ze niet had gedaan. Ze deed toch zo haar best. Inmiddels geleerd om zich onzichtbaar te maken als hij dronken was en proberen hem te plezieren als zijn stemming gunstig leek. Maar de onberekenbaarheid van zijn uitbarstingen maakten haar bang. "Je bent dom, net als je moeder." "Lui wicht, ik zal je leren." "Je zult nooit iets worden." "Slap en zonder ruggengraat." De woorden van zijn afkeuring dreunden uit de mond van de man die haar vader niet kon zijn en het maakte dat de angst alleen nog meer toenam. Opeens was daar die brede rug waarachter ze veilig was voor de uithalen van de gestoorde man. Langzaam kwam ze tot rust en de geluiden vervaagden. Er kwam vrede over haar en ze begon zich veilig te voelen. De onbekende rug voor haar draaide zich tergend langzaam om. Uit het niets kwam de vuist op haar af en het laatste wat ze zag voordat het licht uitging waren de wellustige ogen van haar vader die haar vol haat aanstaarden. Kim gilde het uit. Ze kwam hijgend overeind in bed en voelde koude rillingen over haar rug lopen. Weer dezelfde nachtmerrie. Hij was begonnen twee nachten na de overval. Ze wist inmiddels uit ervaring dat het het geen nut had om gelijk weer te proberen om te gaan slapen, ze zou toch opnieuw gaan malen en liggen woelen. Tastend met één hand vond ze de schakelaar van het bedlampje. Het licht verdreef de ergste angstgevoelens die nog steeds aan haar trokken. Ze pakte haar Bijbel van het nachtkastje en sloeg haar open bij de boekenlegger. Ze hoopte dat ook dit keer de woorden van de psalmist haar zouden kunnen troosten en rustig maken. Daarna zou ze net als elke keer, haar ellende bij God uitstorten. Ze voelde hoe tranen haar ogen verblinden. Ze belemmerden haar bij het lezen. In de stilte, met onvaste stem klonk de smeekbede: "O God, help me hier doorheen!" |
|||||
|