| |||||
"Geef me die pas Rick, je komt er niet meer in, hoor je me!" riep ze door de telefoon. Ze luisterde maar half naar zijn doorzichtige uitvluchten en onderbrak hem met: "Man je bent betrapt op jatten!" Ze zat in haar auto op het parkeerterrein voor het personeel en voelde een intense woede voor haar broer aan de andere kant van de lijn. Hij was na maanden weer uit het niets komen opdagen en had haar zo nodig op moeten zoeken op haar werk. Natuurlijk was ze hem in de armen gevallen, zo blij was ze hem weer te zien. En meneer de beveiliger had dat opgevat als een rendez-vous. Hoe kon Rick haar dat aandoen? Stelen op haar werk, van haar werk! Hij gaf haar een klap in het gezicht door te zeggen dat zij hem immers geen geld had willen geven. Die tijd had ze gehad. Nooit meer zou ze zijn verslaving onderhouden. "Weet je, soms denk ik wel eens dat je meer van je vader hebt dan dat jij en ik zouden willen," zei ze kleintjes en hield de telefoon van haar oor om het geschreeuw aan de andere kant niet te hoeven horen. Rick had zijn vader meer gehaat dan goed voor hem was. Hij was bewust naar een dansfeest gegaan op de dag van zijn vaders begrafenis. "Als je me die pas niet geeft, geef ik je aan. Ik wil mijn baan niet verliezen. Je hebt zelf de keus," ze drukte het toestel uit en gooide hem op de stoel naast zich, waarna ze haar hoofd in haar handen legde. Ze snoof van woede en gaf van pure frustratie een klap op haar stuur. Ze raakte per ongeluk de claxon en het geluid bracht haar weer bij zinnen. Maar pas tien minuten later was ze weer een beetje in staat om terug te gaan naar haar werkplek. Ze ging naar binnen via de personeelsingang en liep door tot aan haar werkplek, waar Kathy haar opwachtte met een vragende blik. "Waag het niet," snauwde ze vijandig en zette haar computer aan. Het werd tijd om wat werk te gaan verzetten. Kathy liet hoorbaar de lucht uit haar longen ontsnappen. |
|||||
|