| |||||
"Meneer, ik heb u toch al gezegd dat we dat artikel niet meer hebben. We kunnen het terugnemen en u krijgt uw geld terug. Maar verder kan ik niets voor u doen." Kims geduld begon nu op te raken. Ze raakte steeds meer geïrriteerd door de man tegenover haar die het slechtste in haar naar boven haalde. Maar toch voelde ze dat het niet klopte. Ze zag het aan zijn ogen, de starre blik, de wijde pupillen. Verder keek ze naar de manier waarop hij stond te waggelen, met het bezweten voorhoofd. Gewoon, zijn hele manier van doen was niet normaal. Hij was onder invloed van drugs. Was hij dronken of zat hij onder de dope? En de vraag was ook, hoe ver was hij al heen en wat zou hij gaan doen als de weigering van Kim hem over het randje zou duwen? Helaas wist ze alles af van dit soort gedrag. Toch moest ze nu vasthouden aan haar verhaal en zich niet door hem laten intimideren. Ze was hem al genoeg tegemoet gekomen in zijn onredelijke eisen. "Jij ------. Stomme trut!" schreeuwde hij en hij streek over zijn kin, waarna hij met de vuist op de balie van de klantenservice sloeg. Fijn, dit had zij weer. Na al die maanden terug op de klantenservice en dan dit. Er heerste al weken een voorjaarsgriep en Kim viel die middag in voor een zieke collega. Daar heerste toch al chaos, omdat er lekkage was geweest en er achter de balie van alles stond, wat daar niet hoorde. Je kon er je kont niet keren, zou Kathy, haar collega plastisch hebben uitgedrukt. Hij was nu goed op dreef en ging verder met haar verbaal te beledigen en met elke zin die hij sprak werd hij schofteriger en woester. "Meneer, als u boos wordt, dan spijt het me, maar dan kan ik u niet helpen," begon ze rustig, maar de man begon nu wild te gebaren en werd steeds agressiever. "Deze ---tent. Ik kom hier nooit meer, als de service zo belabberd is!" riep hij haar toe. Hoera, dacht Kim. Ze kon niet wachten tot ze zijn rug zou zien. Hij moest gemerkt hebben dat er een glimlach over haar lippen was gegleden, want zijn ogen spuwden nu vuur. Hij haalde naar haar uit, waarbij ze hem net nog kon ontwijken. Ook daar had ze ervaring mee. "Oké, ik vind het nu genoeg. Ik ga nu iemand van de beveiliging bellen," zei ze rustig, maar van binnen voelde ze de angst groeien. Het was lang geleden dat een man naar haar had uitgehaald en ze dacht niet dat ze het ooit nog eens zou moeten meemaken. Haar hart begon sneller te kloppen, maar toen opeens schrok ze zich dood. Het lemmet van een groot gevaarlijk ogend mes flitste voor haar keel langs en ze week opnieuw instinctief uit. Ze bedacht koortsachtig wie er op deze rustige middag haar te hulp zou kunnen komen, maar werd ontmoedigd door de afwezigheid van de bewaking in haar gezichtsveld. Haar vrouwelijke collega die de pasjes bij de ingang checkte zou haar zeker niet komen helpen, maar ze zou waarschijnlijk wel alarm slaan, als ze geluk had. Maar vooralsnog werd ze gedwongen om proberen kalm te blijven en te bedenken wat ze had geleerd tijdens het laatste camaliteitenoverleg. Ze deed een duik naar de telefoon, maar hij deed weer een uitval, waardoor ze het idee maar liet varen. Alle berichten over slachtoffers van zinloos geweld van de afgelopen tijd kwamen haar één voor één voor de geest en in gedachten hoorde ze de headline van het nieuws van die avond voor zich: ‘Medewerkster Kim van Buren van de Makro-vestiging in Delft werd afgelopen middag doodgestoken door een nog onbekende man, na onenigheid over de klantenservice.’ Ze raakte in paniek en wist dat ze, achter de balie, te weinig ruimte had om terug te deinzen, als het echt menens werd. Alles in haar verstijfde en ze merkte tot haar verbijstering dat ze niet in staat was om nog maar een vin te verroeren. Hoe lang ze daar stond, terwijl het door de shock die ze ervoer, voor haar onmogelijk was de man nog langer kalmerend toe te spreken, wist ze niet. De seconden leken wel uren te duren en de man begon steeds harder zijn eisen op haar af te vuren en zijn bedreigingen aan haar adres te uiten. Toen, uit het niets dook die nieuwe van de beveiliging op. In een flits sprong hij tussen haar en de man in, achter de balie. Ze werd daarbij ruw tegen de blokkade achter haar gekwakt, maar het kon haar niet deren. Daar stond ze dan, relatief veilig voor de eventuele uithalen van de man, terwijl haar zicht belemmerd werd door een brede rug, gestoken in een lichtblauw overhemd, dat hoorde bij het uniform van het bewakingspersoneel. Ze voelde zijn warme, gespannen lichaam tegen haar toch al niet te kleine boezem drukken en verwenste opnieuw de smalle ruimte achter de balie. De geur van aftershave drong door tot haar bewustzijn en maakte dat ze uit haar apathie terug kwam, hoewel ze nog steeds niet wist wat ze moest doen. Blijven staan of het op een lopen zetten. Ze koos voor het eerste, om de man voor haar niet onnodig in gevaar te brengen. Je wist maar nooit hoe de amokmaker erop zou reageren, als ze er opeens vandoor ging. Maar ze voelde zich nu steeds meer opgelaten en hoopte dat hij zich niet net zo lichamelijk van haar bewust was, als zij van hem. Alsof het lichamelijk contact al niet heftig genoeg was, greep hij ook nog haar hand vast. Zijn vaste greep wilde haar geruststellen, maar bereikte het tegenovergestelde effect. Tegenstrijdige gevoelens vochten in haar om de voorrang, wat haar enorm verwarde. Ondertussen probeerde hij de man te kalmeren, met korte rustige zinnen, wat ze maar al te goed begrijpen kon. Hij demonstreerde dat hij wist wat hij deed en dat hij de zaak onder controle had. Maar wat zou de messentrekker doen? En plotseling eindigde het incident toch nog vrij vreedzaam, toen een andere bewaker erbij kwam. Onder deze overmacht bond de verwarde man in en werd hij correct maar dringend verzocht met hen mee te komen naar kantoor. Met een gevoel van spijt moest Kim de warme en sterke hand loslaten, waarvan de aanraking haar door deze moeilijke momenten heen had geholpen. Toen begon het beven. Met knikkende knieën belde ze haar baas en legde ze uit wat er gebeurd was, zodat ze kon worden afgelost. Niet veel later zat ze bij te komen in de koffiekamer. Ze had nog geen kans gekregen haar verhaal te doen aan haar collega's, dus was ze alleen. Inmiddels was het beven gelukkig gestopt, maar het contrast tussen haar eerdere angst en de oppervlakkige praatjes van de radio-DJ op de achtergrond werkte ontnuchterend. Opnieuw werd ze verrast, toen een hand op haar schouder werd gelegd en een onbekende stem vroeg: “Gaat het weer een beetje?” Ze keek op en zag haar beschermer, met een oprechte belangstelling in zijn lichtgrijze ogen. Het was de eerste keer dat ze de moeite nam hem ook direct aan te kijken. Met zijn sportieve postuur en het zelfbewuste voorkomen dat demonstreerde dat hij alles in de hand had, wist ze waarom ze hem eerder had genegeerd. Ze had genoeg van dit type man gezien om deze te mijden. Zijn gezichtsuitdrukking liet geen enkele emotie zien, maar zijn diepliggende ogen keken haar onderzoekend aan, alsof hij het voor mogelijk achtte om haar te doorgronden. “Dankzij jou wel,” antwoordde ze zo nonchalant mogelijk en veel meer kwam er niet uit. Tot haar schrik ging hij naast haar zitten en sprak in rustige woorden en met zachte stem tegen haar. De dader bleek een bekende van de politie en was inmiddels door hen opgehaald. Hij had natuurlijk een winkelverbod gekregen. Opnieuw was ze zich bewust van zijn nabijheid en voelde ze schaamte en verlegenheid. Ze verborg haar opnieuw bevende hart onder haar gekruiste armen en wist niets zinnigs uit te brengen. Na een stilte die eindeloos leek en die, door een carnavalsnummer op de radio, voor haar gevoel groteske vormen aannam, drukte hij ter bemoediging zijn hand wat vaster om haar schouder. Nadat hij haar had losgelaten keek ze pas weer op. Hij was verdwenen zonder nog een woord te zeggen. |
|||||
|