| |||||
"Maar jongen toch, wat is er aan de hand? Heb je ruzie gehad, of was het kerstfeest op school niet leuk?" "Ik vind kerstfeest stom!" zei Martijn boos. "O," zei zijn moeder verbaasd. "Hoe komt dat dan?" Maar Martijn kon zijn moeder geen antwoord geven, want op dat moment ging de deurbel en met een diepe zucht en nog een aai over zijn bol, stond mama op om open te doen. Arie stond in de gang, dat kon Martijn wel horen. De nieuwsgierigheid won het van zijn verdriet, dus stond hij op en liep naar de gang, waar Arie met een reusachtige doos doorliep naar de woonkamer. "Hé Martijn, ik heb je helemaal niet gesproken vandaag. En je was zo snel weg. Ik wilde nog tegen je zeggen wat een geweldige vrouw jouw moeder is!" Martijn keek van de één naar de ander. Arie grijnsde van oor tot oor en mama, die lachte verlegen. "Weet je wat er vannacht is gebeurd?" vroeg Arie en Martijn schudde zijn hoofd. "Normaal breng ik het geld van de kerstbomenverkoop elke dag naar de bank, maar deze week had ik het opgeborgen in het kluisje in de winkel. En gisteren had ik eindelijk de tijd om het naar de bank te brengen. En weet je, ik ben het toen totaal vergeten. Het is naast de kassa blijven liggen toen ik naar huis ging. Vannacht hebben inbrekers geprobeerd binnen te komen, maar gelukkig was je moeder wakker en ze heeft meteen de politie gebeld en daardoor zijn ze op de vlucht geslagen, voordat er ook maar iets kon gebeuren. Je moeder is een held, want anders had ik heel de kerst mezelf de grootste sukkel gevonden, die er op deze aardbol rond loopt. En dat is toch echt niet de bedoeling van het kerstfeest." "Ach, het was niet zo bijzonder hoor," zei mama een beetje verlegen. "Niets daarvan," sputterde Arie tegen. "Ik ben je heel dankbaar en daarom heb ik iets meegenomen voor jullie." Martijn keek in de doos en zag twee rode kerststerren en een groot kerststuk dat heel mooi midden op de tafel zou staan. Verder waren er nog een hoop bruine en groene doosjes, waarvan hij niet kon zien wat er in zat. "En voor jou heb ik ook nog wat. Je denkt toch niet dat ik mijn afspraak met je ben vergeten? Wat was dat nou, wilde je niet iets uitzoeken zoals ik had beloofd?" Martijn keek Arie aan en voelde opnieuw tranen komen. Hij kon niets zeggen, maar schudde zachtjes van nee. "Wacht maar, ik denk dat ik wel wat voor je heb," zei Arie en hij liep de kamer weer uit. Toen hij terugkwam hoorde Martijn hem in de gang al zeggen: "Wat heb ik een moeite moeten doen zeg, er waren wel tien mensen die hem hadden willen hebben. Ik heb hem vanmiddag maar achter in de winkel gezet, anders was hij echt weg geweest." En daar kwam Arie binnen, met Martijns boom. Hij was het echt, want het witte kaartje, met de groene letters zat er nog steeds aan. Martijn werd toch zo blij, maar hij kon nog steeds niets zeggen. Daarom liep hij op de grote man af en sloeg uit dankbaarheid zijn armen om de dikke buik van Arie. "Nou, ik geloof dat je er blij mee bent," zei deze. En dat was Martijn. Arie zette de boom op zijn plaats voor het raam en zei toen: "Ik moet er weer vandoor. Maar ik heb nog wel een uitnodiging voor jullie, voor de kerstdienst van morgenochtend." Hij gaf de kaart aan mama en zei toen: "Gezegende kerstdagen." Martijn was eindelijk zover dat hij antwoord kon geven, zo blij en verbaasd was hij geweest met zijn boom en nu beantwoordde hij dan toch de kerstwens. Hij liep met Arie naar de gang en deze zei dat hij volgend jaar graag weer van zijn hulp gebruik wilde maken. Mama en Martijn zaten laat aan tafel. Ze hadden eerst alle doosjes uitgepakt en er bleken kerstballen en lichtjes in te zitten en een echte piek. Ze hadden de boom prachtig versierd, terwijl Martijn haar het hele verhaal van de boom had verteld. Martijn was moe en ook mama was stil. Ze had de kaart van Arie in haar hand en keek er steeds naar en Martijn zag de blik van zijn moeder die hij zo goed kende. Hij wist dat ze aan papa dacht en ze was verdrietig. En Martijn had nog wel zo gehoopt dat een beetje gezelligheid zijn moeder haar verdriet zou laten vergeten. |
|||||
|