248819
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Mo'men
Heer van Areinië
Door: snow
Commentaar van de schrijver:
vervolg op hst 1
Categorie: Fantasy
Geschatte leestijd: ca. 9 minuten

2.
Twee dagen later vindt Yona zichzelf bij een klein riviertje. Zijn reisgenoten hebben weinig tegen hem gezegd, sinds ze uit zijn geboorteplaats Pitara waren vertrokken. En zelf had hij ook weinig behoefte te praten. Ze waren diverse omliggende dorpen van Pitara doorgereden, maar overal hetzelfde beeld als in Pitara. Dood en verderf waren hier voorbij gegaan. De weinigen die de afgelopen nachten overleeft hadden rouwden om diegenen die dat niet hadden. In een dorp hadden de mannen zelfs helemaal geen overlevenden meer kunnen vinden. De groep waarmee Yona meereisde was niet groot. Ongeveer 9 mannen en een vrouw, die net als de mannen in een harnas van been gekleed was. Alleen stond het haar beter dan de rest van de mannen. Hoewel Yona met zijn hoofd bij zijn moeder en zijn broer was, vond hij haar eigenlijk direct aantrekkelijk, zoals haar donkerblonde haar in gevlecht was met stroken leer. Nu zitten de mannen bij een klein rookloos vuur terwijl er een pot op staat te pruttelen.
“Zo,” zegt de man die Yona bij zijn naam had geroepen. “Omdat je nogal veel met ons op zult trekken de komende tijd, is het misschien handig dat je onze namen kent.”
“We kennen jou naam al. Men noemt jou Yona.” Langzaam knikte Yona. “Wie bent u?”
“Mijn echte naam weet niemand. Maar die is ook niet belangrijk. ‘Roog’ is hoe men mij noemt. De rest van de mannen zijn Elo Daida, Peel Ros, Wantra Amendiko, Zifra, Klen-do-Bana, Joulha Amot, Yisti Amot, Preeh Teor en deze dame is Fiondalha.”
Yona zwijgt, terwijl hij de mannen aankijkt. Ze zijn niet zwaar bewapend. Een aantal van hen dragen bogen en kokers gevuld met gevederde pijlen. Daarnaast ziet hij dat elke man een zwaard heeft en dat Fiondalha een lange zweep bij zich draagt. Gevlochten leer met ijzeren haken aan het uiteinde.
Een van de mannen staat op en verdeelt de stamppot die op het vuur staat op verschillende borden en deelt ze aan iedereen uit. Iedereen begint te eten van de kleine portie die ze voorgeschoteld krijgen. De stilte die om hen heen hangt terwijl ze eten wordt slechts doorbroken door het zachte geruis van het riviertje.
“Waar brengen jullie me heen?” vraagt Yona eindelijk.
De mannen kijken verbaast op, zo helder en onbevreesd Yona nu spreekt. Toen ze hem vonden was hij niet meer dan een bang kereltje, nog te bang om hen aan te kijken.
“We brengen je daarheen, waar we allemaal heengaan.” zegt Roog. “onze geliefde hoofdstad, Vendherra, waar de zoon van de Heer zetelt met zijn regering.”
“Maar waarom moet ik daar ook heen?”
“Dat weet ik niet, ik heb alleen maar de opdracht om je uit die hel te halen.”
“Wie heeft u die opdracht gegeven dan?”
“Weet je dat zelf niet?”
“Nee, hoe moet ik dat weten? Ik ben nog nooit verder weg geweest dan mijn dorp! Waarom moest ik het nu verlaten?” valt Yona uit.
Met plezier kijkt Roog nu naar de kleine jongen die zo dapper voor zijn rechten opkomt. “De Heer van Areinië heeft het me opgedragen.”
Yona valt stil bij het horen van die woorden. De Heer van Areinië is een legende in Mo’men. Een ster. Zijn vader heeft het verhaal wel verteld. De woorden die hij sprak komen weer boven bij Yona. En hij hoort nog hoe zijn vader op een klein krukje zat en vertelde over koning Élhaal. Hij was koning over Mo’men, maar werd ook genoemd, hertog van de Groene Landen, Kapitein van de Zee der Geesten, baron van Tenta en Prins van Areinië. Hij was een dapper man. En oud. Hij stond aan het begin van de geschiedenis. Van de 7 oorlogen die de afgelopen era gewoed hadden heeft hij ze allemaal meegemaakt, en overleefd. Normaal wordt een Arein niet ouder dan 150 jaar, de meest sterken worden 200 jaar. Maar koning Élhaal was veel ouder dan dat. Tussen de 6e oorlog en de 7e zat maar liefst een tijdspanne van 423 jaar. Sommige mensen twijfelden eraan of hij wel een Arein was, maar de ouderen twijfelden er niet aan dat koning Élhaal zijn onsterfelijkheid gehaald heeft uit het feit dat hij niet trots was en niet prat ging op de oorlogen die hij gevochten had. Hij zocht geen roem in zichzelf en daarom werd hij gezegend met de 3 Kelken. De eerste kelk, Olimium genaamd, hield in dat hij geen tijd meer zou kennen, dat hij dus eeuwig zou leven. Al werd niet verteld hoe dat zou gebeuren. De tweede kelk, Thélium genaamd, hield in dat hij geen ruimte meer zou kennen. Dat hij dus overal tegelijk aanwezig kon zijn. Al werd ook niet verteld hoe dit zou gebeuren. De derde kelk, Zaonimium, was een belofte of zelfs een profetie. Hij zou ‘het Hart’ kennen. Al werd niet verteld wat dit kon betekenen.

Na de 7e oorlog, die diep in de landen van de Triinen woede, is de koning op een nacht zomaar verdwenen, alleen een kapitein uit zijn leger heeft hem nog eenmaal gezien. Die kapitein heeft de koning zien vertrekken in een brandende wagen, voortgetrokken door alle soorten dieren uit het rijk. De wagen steeg op en verween in de donkere heldere nacht. Daar waar de wagen met de koning uit het gezicht verdween is sindsdien een heldere ster gezien die er nog steeds staat. In september staat ‘De Heer van Areinië’ aan de westelijke hemel over zijn eeuwigdurende rijk te waken. Sindsdien is de Tempel opgericht. De Tempel onderwijst het Areinse volk over de 3 Kelken. De koning had zelf geen kinderen, maar had een aangenomen zoon, Orvas BerÉlhaal, die zijn plaats op de troon sindsdien heeft ingenomen.

“Hoe kan dit?” vraagt Yona verdwaast aan Roog. “Heeft u dan nog contact met de Heer? Bent u een priester van zijn Tempel?”
De mondhoek van Roog gaat een beetje omhoog alsof hij binnenin lacht, “Neen, ik ben geen priester in zijn Tempel. Maar alles wat ik hier nu vertel zal je later allemaal duidelijk worden. Als hij het goeddunkt, ontmoet je hem misschien.”
Een ontmoeting met een ster? Hoe kan dit? Of bedoelt Roog iets anders? En voor de zoveelste keer sinds de afgelopen dagen valt Yona in een gat vol onbeantwoorde vragen.

Die nacht slaapt Yona onrustig en verward. Hij droomt over zijn ouders, zijn broer, de mannen met de bijlen en knuppels. En van de Heer van Areinië. Hij droomt van de vlammende wagen, met de rijen beesten ervoor. De beesten trappelen. Ze wachten op de Koning. Yona ziet ze staan. Op een afstandje ziet hij een man. Geschrokken staat hij tegen een boom. Hij grijpt naar zijn hoofd en zakt op de knieën. Yona ziet het harnas wat hij aanheeft. Het zwaard ligt naast zijn zij, half in de bodem gestoken. Ook de man wacht. Yona draait zich weer om en ziet nog steeds de beesten voor de wagen trappelen van ongeduld. Hij kijkt om hem heen. Waar blijft de Koning? Waar blijft de Heer van Areinië? Waar blijft hij?

Zachtjes wordt hij wakker geschud. Fiondalha staat naast hem met een stuk brood en een kom water en een vrucht wat nog het meest op een ananas leek. “Kom” zegt ze, “Het is nog een lange weg naar Vendherra en dat willen we zo snel mogelijk halen! Dit is al het eten wat je vandaag krijgt, meer krijg je vandaag niet.” Met die woorden overhandigt ze het karige voedsel aan Yona. Het brood is droog en aan de zachte kant zit een groen vlekje. Yona krabt het eraf en neemt een hap uit het brood. Snel spoelt hij het door met een slok water. De vrucht steekt hij in zijn plunjezak die hij van Yisti Amot heeft gekregen, net als de dunne deken waar hij vannacht onder heeft geslapen. Er staan initialen in de deken. Y.E. Net zijn naam, bedenkt hij, Yona Eriba. De deken heeft hij van de broer van Yisti, Joulha gekregen. Yona kijkt rond in het kleine kamp wat ze gisteravond laat nog hebben opgezet. Alle mannen hebben hun dekens ergens rond een van de vuurtjes neergelegd. De paarden lopen vrij rond. Ze eten gras of drinken uit het beekje terwijl de mannen hun paard opzoeken. Dan geeft Roog het signaal om op te stijgen en de troep verlaat in een stevige galop het kamp. Yona zit weer voor Roog, die hem stevig vasthoud.
“We komen zo bij een rivier, de Takke, die we moeten oversteken om Vendherra te bereiken,” zegt Roog. “Kun je zwemmen?”
“Ja, als de beste. Ik kan het langst van allemaal onder water zwemmen zonder lucht te happen!” antwoordt Yona trots. Maar ook voelt hij die steen direct weer op zijn hart drukken, dat hij waarschijnlijk nooit meer in zijn dorp zal komen waar hij altijd met zijn vriendjes gespeeld en gezwommen heeft.
“Mooi,” zegt Roog terwijl hij zijn paard nog eens de sporen geeft.
Zo rijden ze door, door groene landen en kleine bossen, groen of verbrand. Overal waar ze komen zien ze in de verte rookpluimen. “Dorpen die in de brand staan,” zegt Yisti met een uitdrukkingloos gezicht.
Omstreeks het middaguur arriveren ze aan de oever van de Takke. Ze rijden langs de oever op zoek naar een plaats waar de oevers langzaam naar beneden lopen het water in. “Neem de jongen van mij over Yisti,” zegt Roog, terwijl hij met een hand Yona van zijn paard op die van Yisti zet. Yona komt achter in het zadel van Yisti terecht en klemt zich stevig vast aan diens mantel die hij over zijn benen harnas heeft aangetrokken. Roog houdt zijn paard een beetje in en gaat naast Fiondalha rijden. “Heb je het gezien?” hoort Yona Roog nog net tegen Fiondalha zeggen.
“De sporen?” Ze knikt. “Hoeveel denk je dat er zijn?
“15, 18 misschien. Een uur geleden zijn ze van het pad afgegaan en de sporen zijn nog erg vers. Waarschijnlijk een splintergroep met een verkennende functie.”
“Nemen we het risico dat ze ons ontdekken en aanvallen? Of nemen wij het initiatief?”
“Dat zou teveel tijd kosten om ze op te sporen, bovendien zouden we de jongen maar in gevaar brengen.”
“Je hebt gelijk. Maar misschien hebben ze een hinderlaag opgezet.”
Roog lacht: “Dat zouden ze nooit kunnen. Bovendien vertrouwen ze op hun enorme kracht en nooit op hun strategieën, als ze die al hebben. Toch zal ik de mannen direct op de hoogte brengen.” En zo rijdt hij van de ene naar de andere, waarbij Yona wel flarden opvangt van wat hij verteld, maar hij niet weet waar het over gaat. Dan komt Roog weer naast hem rijden, maar neemt hem niet over op zijn paard. Zo rijden ze langs de rivier, totdat Roog zijn paard naar het water laat gaan om zo over te steken. Alle mannen volgen hem. De rivier is behoorlijk breed. Waar zij hem willen doorwaden is hij meer dan 80 meter breed. Het water is koud, wanneer Yona het om zijn benen, zijn buik en zijn schouders voelt. De mannen zijn van hun paarden afgegleden en zwemmen naast de beesten naar de andere kant. Ook Yona zet zijn beste beentje voor en zelfs zo dat hij de andere mannen voorbij zwemt. Hij heeft natuurlijk ook niet zo’n zwaar pantser aan. Maar Roog roept hem terug. “Blijf tussen ons inzwemmen Yona! Je weet niet wat er hier kan gebeuren.” Yona gehoorzaamt onmiddellijk en bedenkt hoe hij Roog zonet hoorde praten met de mannen. Wanneer ze de overkant van de rivier bereiken klimmen ze een voor een weer op de kant, en klimmen in het zadel. De laatste die in het zadel wordt gehesen is Yona, die weer met een klap achterop bij Yisti wordt gezet. Yona rilt. Het waterige najaarszonnetje kan de kou niet verdrijven, wanneer ze stapvoets hun weg vervolgen. De grond aan de oever van de rivier is vruchtbaar en overal staan bomen met takken die krom hangen van de vracht vruchten die ze dragen. De meeste mannen kijken ernstig. Maar Yisti voelt achter hem de kleine jongen rillen en rijdt naar een perenboom, grijpt omhoog naar een peer, plukt de vrucht en wil hem naar achteren aan Yona geven. Maar op dat moment vliegt een pijl door de lucht en doorboord de peer samen met de hand die hem vasthoudt. Yisti schreeuwt het uit, terwijl uit een klein stuk struikgewas meer pijlen rondvliegen naar de andere mannen. Yona schrikt van Yisti’s schreeuw en valt van het paard op de grond. Hij hoort hoe Roog bevelen schreeuwt als een man trekken ze allen hun zwaard of boog en springen op het struikgewas af. Yona richt zich half op en ziet hoe zijn bewaker met zijn groep inhakken op andere mannen die schilden en bijlen dragen. Hun lange baarden zijn gevlochten in vlechtjes en ze hebben de meest grote ogen die Yona ooit heeft gezien. Nordlijn! Maar dan ziet hij vanachter het struikgewas andere wezens wegspringen. Het lijken katten, maar ze hebben kleren aan en dragen pijl en boog. Hij ziet hoe hun kattenogen zich verdichten en hun pijlen afschieten op Zifra, Peel, Wantra, Yisti, Klen-do, Roog, Joulha, Elo, Preeh en Fiondalha. Het zijn niet veel, misschien maar 4 of 5. Hij ziet hoe Wantra zijn zwaard laat neerkomen op een Nordlijn en vervolgens zich omdraait om Roog te hulp te schieten die twee Nordlijn van zijn lijf probeert te houden. Joulha schreeuwt, wanneer een pijl het gat vindt tussen zijn boven- en onderbeenplaten, maar steekt direct daarna zo’n kat neer. Dan ziet hij hoe Fiondalha haar zweep tevoorschijn haalt en uithaalt naar een wegvluchtende kat. Het stuk leer vliegt zo snel dat Yona niet ziet hoe de ijzeren weerhaken aan de uiteinden van de zweep de hals van de kat openhalen. De kat stort met een geluid, tussen een rochel en een gil, ter aarde. Vervolgens flitst de zweep weer en trekt een Nordlijn naar Fiondalha toe, die met haar andere hand haar zwaard diep in zijn lichaam pompt. Peel en Zifra vechten met de rug naar elkaar toe en pareren elke bijlslag die de Nordlijn kletterend doen neerkomen. De Nordlijn zijn behendig met hun schilden, maar niet snel genoeg voor de lange, lichte zwaarden van Peel en Zifra. Klen-do heeft nu twee vreemdsoortige wapens getrokken, waarmee hij zijn belagers zeer handig van het lijf houdt. Het zijn korte messen, met aan elke kant van het gevest een gekromd lemmet. Met verbazing ziet Yona hoe hun vijanden worden afgeslacht door zijn begeleiders. Hoewel hun harnassen vol zitten met pijlen schijnt het hen niets te doen. Het gevecht is niet van lange duur. “Snel,” schreeuwt Roog, terwijl hij van zijn paard springt, “Elo en Fiondalha, er is een Kahjitt ontvlucht van ons feestje en ik mag hangen als hij niet meer weet van deze aanval. Rijd in noordoostelijke richting. Daar zul je hem zien vluchten.” Dan loopt hij naar Yona toe, die bevend op zijn geschaafde knieën zit toe te kijken. Hij knielt voor hem en legt zijn zware hand op zijn schouder. “Alles oké?” vraagt hij. Yona knikt. “Alleen mijn knieën,” fluistert hij dan. “toen ik van het paard afviel.” Zijn handen trillen nog.
“Geeft niet, daar kijkt Joulha straks even naar.” Roog staat weer op en trekt een pijl uit zijn harnas en gooit hem op de grond.
“Hoe…hoe kan dat?” wijst Yona naar de pijl.
“Wat bedoel je? Dat die pijlen niet door ons harnas kunnen dringen?”
Yona knikt.
“Het zijn de beenderen van de Kaldo, bijna zo sterk als staal, maar zo licht als leer. De Kaldo is een monster wat leeft in de grotten van berg Teribor, dat op een eiland ligt ten zuiden van Mo’men. Alleen mijn divisie heeft deze harnassen. Maar kom, we moeten hier vandaan.”
En zo zet de kleine troep van Roog zich weer in beweging, om na een paar uur te stoppen in aan de rand van een klein bos. Daar wordt er gerust en alle wonden worden verzorgt. Na een kwartier te hebben gerust, komen in de verte 3 kleine figuren aan. 2 zitten op een paard. De 3e hangt ernaast. Als ze dichterbij komen ziet Yona dat het Elo en Fiondalha zijn. Aan de zadelknop van Elo’s paard is een Kahjitt vastgebonden. Hij bloedt hevig en zijn kleren en zijn pels zijn besmeurd met een bloed en modder.
Fiondalha springt van haar paard en zegt:”We hebben hem uit de boom moeten halen. En hij stribbelde nogal tegen.” Ze neemt het touw over van Elo, die het heeft losgeknoopt van de zadelknop, en leidt de Kahjitt naar Roog.
Gepost op 15-12-2004 om 17:44 uur
519 keer gelezen
<< Vorige in deze serie

Alle verhalen in deze serie (Mo'men)
Alle verhalen van deze schrijver (snow)



Door: Auke-Willem (AW)
Dit is inderdaad een fantasy verhaal. Sommige zinnen in dit hoofdstuk lopen nog niet zo lekker. Misschien nog een keer overlezen?
Maar het verhaal is wel erg spannend aan het worden.
Gepost op 15-12-2004 Om 19:26

Door: kiezel
Spannend ja, en je probeert het je voor te stellen terwijl je het leest. Je moet er wel van houden, van de bloederige beschrijvingen van die gevechten tot nu toe. Is niet mijn favoriet maar datzelfde heb ik bij Tolkien terwijl ik die verhalen in hun totaliteit toch echt prachtig vind. ;)
Gepost op 16-12-2004 Om 15:33

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.