| |||||
Wanneer de klem haar loslaat, draait Senta zich half om en tuurt omhoog. Boven haar staat een donkere gestalte. Hij houdt zijn zwaard op haar hals gericht. Met een snelle blik ziet ze dat zijn arm trilt. Het is een jonge krijger met een vreemd korte haardracht. Haar lichaam verstrakt van verontwaardiging. Wat heeft zij gedaan dat hij haar wil doden? Ze tast naar haar dolk en houdt hem scherp in de gaten. In een flits ziet ze het zwaard op zich afkomen. Ze rolt opzij maar kan niet voorkomen dat de punt zich diep in haar bovenarm boort. Ze slaakt een zachte kreet van pijn en doet een uitval naar zijn benen. Ik moet hem afmaken anders ga ik er aan, Donar sta me bij! Ze springt lenig overeind en danst om hem heen. Een rauwe kreet ontsnapt uit haar keel. Met al haar zintuigen richt ze zich op haar aanvaller. Zijn ogen versomberen en hij steekt zijn zwaard omhoog, klaar voor een wrede houw. Wanneer hij een stap naar haar toe komt, trekt ze zich vlug iets terug. Hinkte hij? Fronsend bestudeert ze hem nauwkeuriger. Ze ziet een beschaamde trek op zijn gezicht komen. Ook hij kijkt even omlaag naar zijn been. Instinctief weet ze dat dit het beste moment is. Ze breekt door en raakt hem vol in zijn schouder. Hij schreeuwt woedend. Met zijn zwaard ritst hij haar tuniek van boven tot beneden open. Ze deinst terug. De dolk valt uit haar handen. Verslagen kijkt ze omlaag naar haar bleke huid. Zelfs haar gordel is kapot. Met twee handen probeert ze de stof bij elkaar te houden zodat hij haar naaktheid niet zal zien. Omzichtig loopt hij op haar af. ‘Ik wilde je niet doden.’ zegt hij schor, ‘echt niet.’ ‘Wie ben je?’ eist Senta en ze tilt haar kin omhoog om haar onzekerheid te verbergen. ‘Waar kom je vandaan, jij eenzame man.´ Zonder haar tuniek los te laten probeert ze haar dolk op te pakken maar hij zet zijn voet er boven op. Ze kijkt in twee bruine ogen, die haar onderzoekend opnemen. ‘Ik ben Flemming.’ zegt hij na een lange aarzeling. ‘Ik behoor niet tot jouw sibbe. Ik kom uit het zuiden.’ Traag gespt hij zijn gordel los. Ze zet een stap achteruit als zijn handen vanachter haar rug naar voren glijden, harde vingers zijn het. ‘Mijn gordel om jouw naaktheid te bedekken.’ zegt hij vastbesloten. ‘Wat?’ vraagt Senta stomverbaasd. Hij maakt een achteloos gebaar. ‘Ik neem die van mijn vader wel.’ ‘Je vader?’ Ze kijkt scherp om zich heen. ‘Waar houdt hij zich schuil en met hoeveel zijn jullie?’ Zwijgend raapt hij de dolk op en trekt haar ruw met zich mee. Braamstruiken halen het vel van haar benen open en haar arm begint pijnlijk te bonzen. Ze legt haar hand op de wond. ‘We waren met z´n zevenen.’ grauwt hij achterom. Tussen de bomen vallen lange, donkere schaduwen. Een kraai vliegt klapwiekend op en verdwijnt uit het zicht. Dat troost haar even. Niets ontgaat aan het scherpe oog van Wodans raven. Zij zullen hem alles boodschappen. ‘Waar ga je heen?’ vraagt ze. ‘Ik moet naar het dorp, het wordt al donker.’ Nu staat hij abrupt stil. ‘Is die nederzetting hier ver vandaan?’ In het donkerrode licht van de ondergaande zon ziet ze zijn ogen onrustig om zich heen flitsen. ‘Een eind stroomopwaarts.’ zegt ze vaag. Hij haalt zijn schouders op en trekt haar mee. Met veel moeite houdt ze hem bij. ‘Ik ben je slaaf niet,’ zegt ze hees. ‘Ik ben een vrije vrouw, je kunt me niet zomaar meenemen.’ Scherp neemt ze ondertussen de omgeving op. Veel is onbekend maar er zijn een paar herkenningspunten. Als ze een kleine garfheuvel ontdekt gaan de haartjes op haar armen recht overeind staan. Met een harde ruk trekt ze zich los. Hij brengt zijn gezicht dicht bij het hare. Boos slaat ze haar ogen naar hem op. ´Bij alle goden.´ zegt ze beslist. ´Verder ga ik niet met je mee.´ ´Je moet.´ gromt hij. ´Nooit!´ Senta kijkt naar de beukenbomen achter de grafheuvel. Hun takken houden zich bezwerend gespreid om haar tegen te houden. Daarachter schemert donker en dreigend het dennenbos. ´Ik kan het niet alleen!´ zegt hij tenslotte. ‘ Ze hebben hem opgehangen aan een boom, vlakbij een grote steen en de anderen, de anderen…’ Senta doet verschrikt een stap terug. ‘Je bent in het heilige woud geweest?’ zegt ze verbijsterd. ‘Jij en je vader hebben door ons bos gelopen? Waarom?’ ‘Zwijg vrouw.’ Zijn hand klauwt in haar lange haar en hij trekt haar hoofd achterover. ‘Onze groep deed niets onbehoorlijk, we waren alleen op doorreis.’ ‘Het is een heilige plaats en de eik is aan Donar gewijd.’ zegt ze vasthoudend. ‘Je mag er alleen komen wanneer je handen gebonden zijn met een strik Als je struikelt over een boomwortel mag je niet opstaan maar moet je kruipend het woud verlaten.’ Flemming spuwt voor haar voeten. ‘ Ze… sneden ons de pas af zodat we niet anders konden dan door het woud te ontvluchten. Ik raakte ook gewond maar wist hen van me af te schudden…’ Hij wankelt en grijpt naar zijn dijbeen. Met een verbijsterd gezicht valt hij achterover. ‘Help.’ steunt hij. ‘Ik heb veel bloed verloren, ik…’ Hij smakt op de grond tussen de braamstruiken neer. Senta zet haar handen in haar zij. In het schemerlicht ziet ze zijn witte gezicht. Ze buigt zich over hem heen en trekt zijn zwaard naar zich toe. Sterk en machtig voelt ze zich nu, ze kan hem zo naar het Walhal helpen. Toch verrast een aarzelende gedachte haar. Waarom zou ze hem doden, wat voor nut brengt het haar? Het zou moord zijn. Er zijn maar drie dingen toegestaan: iemand doden in de oorlog, iemand doden na een rechtspraak en iemand doden voor een offer. Met tegenzin steekt Senta het zwaard tussen de gordel. ‘Ik laat je leven.’ zegt ze. Heel voorzichtig trekt ze zijn tuniek iets omhoog en schrikt van de vuistgrote vleeswond. ‘En ik zal een kleine schuilhut bouwen, daar sleep ik je heen.’ Zo snel als ze kan loopt ze terug naar de beek en verzamelt losliggende takken. Ze vind een geschikte plek onder een jonge beuk. 'Dat deze boom je moge beschermen.' prevelt ze. Handig zet ze er een lange tak tegenaan. Aan allebei de kanten plant ze kortere takken, die ze aan de bovenkant vastmaakt met buigzame twijgjes. Tenslotte brengt Senta een dakbedekking van haastig geplukte bladeren aan. Als ze een paar stappen achteruit gezet heeft, knikt ze. De schuilplaats is nauwelijks zichtbaar. Het zwaard legt ze dicht tegen de stam. |
|||||
|