| |||||
„Ik vind dat u véél te snel conclusies trekt,” vond Rehinor. De magister nam uiterst beheerst een diepe teug water en keek naar de bodem terwijl hij het water weer langzaam liet ontsnappen. Plotseling was de spanning in de zaal als om te snijden, maar opvallend genoeg was het niet de zwijgende respons van de magister die daarvoor zorgde. Na een korte stilte keek Toenak op, juist op tijd om Lidhia op te zien zwemmen van haar plek. „Wat bedoel je daar precies mee?” vroeg ze gebiedend, terwijl ze zich naar Rehinor keerde met een uitstraling waarin duidelijk haar woede gloeide. „Precies wat ik zeg,” antwoordde Rehinor. „Prinses Lidhia,” begon de magister met een kalmerend rustige stem, maar die balsemende klank had geen effect omdat hij verloren ging in de reactie van het meisje dat al van leer trok tegen haar broer: „Je weet niet, waar je het over hèbt, Rehinor!” „O nee?” kwam de directe respons. „Een paar dagen studie en een paar toevalligheden maken van de dichtkunst van een mentaal instabiele persoonlijkheid nog geen Heilige Geschriften! Een paar voorbeelden, en de magister wil onze tradities volledig veranderen!” „Een paar dágen studie!?” reageerde Lidhia fel. „Zeg liever een levenslange studie! En ik zou maar eens goed luisteren naar wat hij te vertellen heeft in plaats van steeds op hetzelfde stukje terug te komen!” „De magister heeft zèlf aangegeven dat hij pas de laatste paar dagen over de rijmpjes van Gershevy is gaan denken als mogelijk onderdeel van de Geschriften,” pareerde Rehinor. Lidhia laadde zich alweer voor het volgende schot, maar dat werd afgekapt door de magister, die zich genoodzaakt zag zijn stem te verheffen omdat ook Tirashya nu aanstalten maakte om zich ermee te gaan bemoeien: „Kinderen!” Het zou niet uitgemaakt hebben wàt hij zei, al zou hij een kinderrijmpje hebben voorgedragen: enkel het volume en het gezag dat de magister plotseling uitstraalde was voldoende om zowel de kroonprins als de beide prinsesjes te beteugelen, waarop koning Silvaeo een goedkeurende hoofdknik aan zijn oude vriend gaf. Toenak vervolgde, waarbij hij weer zijn vertrouwde stem aannam: „Hoogheden, laat ons een minder verkwikkelijk onderhoud voorkomen door te stellen dat mijn ontdekkingsreis door de Geschriften zich inderdaad over vele jaren heeft uitgestrekt, zoals prinses Lidhia terecht opmerkt als schijnbare tegenhanger van de evenzo correcte uitspraak van de kroonprins dat mijn interesse voor Gershevy’s werken pas van zeer recente datum origineert. Sta mij toe de gebruikte terminologie ‘schijnbare tegenhanger’ van een explanatie van ingetogen lengte te voorzien: u beschouwt beiden één aspect van een groter geheel en vindt het uitgesproken gezichtspunt van elkander niet in overeenstemming met wat uw eigen persoon waarneemt. Dit resulteert in de huidige kringloop van groeiende agitatie tussen u beiden, hoewel deze circulatie volledig overbodig zal blijken te zijn wanneer u beiden de keuze maakt om uw blikveld te verruimen. Prinses Lidhia, uw broer is mij reeds een uitstekend luisteraar gebleken. Wees alstublieft voorzichtig met de insinuatie dat hij zijn gehoororganen en zijn verstand in een te geringe mate aanwendt. Prins Rehinor, de conclusies waartoe ik tijdens de laatste dagen ben gekomen, zou ik nooit bereikt hebben zonder de jarenlange intensieve studie van de reeds als authentiek aanvaarde Geschriften, voorafgaand aan mijn relatief korte onderzoek naar hoe Gershevy’s nalatenschap zich tot die werken verhoudt. Ik ben volgaarne bereid hier op een later tijdstip uitvoeriger met u op in te gaan, doch ik acht dit ogenblik daartoe niet het meest geschikte.” Zowel Lidhia als Rehinor lieten zich nadenkend zwijgend terugzinken naar hun zitplaatsen. Intussen richtte de magister zich tot alle aanwezigen met: „Wellicht is het een aanvaardbaar idee om deze vergadering voor een onderbreking van één stonde op te schorten, in ongesorteerde volgorde ter verwerking van de gepresenteerde informatie, ter verkwikking van hart en lichaam, en eventueel ter leniging van enige nood.” Zijn voorstel vond algehele bijval. |
|||||
|