| |||||
Zodra iedereen weer op zijn plaats zat, begon Toenak aan een samenvatting van wat er in de afgelopen dagen was voorgevallen, waarbij hij tot Lidhia’s opluchting hun persoonlijke gesprekken volledig buiten beschouwing liet. Zijn boeiende vertelstijl trok haar blik ongemerkt naar zijn sprekende gezicht, dat — hoewel gerimpeld — duidelijk liet zien hoe diep de beleving van magister Toenak bij die gebeurtenissen betrokken was. Hij omschreef Lidhia’s beproeving — een beproeving, die volgens de magister overigens meer nachtrust kostte aan haar omgeving dan aan haarzelf. De aanwezigen lachten goedmoedig om die humoristische observatie; Lidhia grijnsde een beetje beteuterd. Daarop haalde Toenak het raadsel rond het onaangekondigde vertrek van Kirja, haar kamermeisje, aan. Nu was iedereen stil, terwijl Lidhia zich afvroeg waar Kirja nu zou zijn, en hóé het met haar zou zijn. Ze nam aan dat alle aanwezigen zich dat even bezorgd als zij afvroegen tijdens de korte pauze die in het verslag viel. Haar gedachten dwaalden af naar haar dagboek. Wat had Kirja ermee gedaan? Ze kon zich nog steeds niet voorstellen dat haar zachtmoedige kamermeisje het zou verkopen… De magister vertelde van zijn ontvoering, en van de vondst van Iriniahs stoffelijk overschot. Hij keek medica Ishtaran met een vragende blik in de ogen aan terwijl hij zei: „Voor zover mijn verstand de ontwikkelingen heeft bijgehouden, is het nog niet bekend wat haar dood veroorzaakt heeft.” Iedereen keek nu naar Ishtaran. De medica wisselde een snelle blik met Lidhia’s vader, voor ze de magister antwoordde: „Onderzoek heeft mij inmiddels het antwoord gegeven, maar staat u mij toe om mijn kennis nog een korte tijd voor mij te houden.” De magister knikte Ishtaran met een ernstige uitdrukking op zijn gezicht toe, waarop hij gloedvol begon te vertellen van zijn succesvolle bevrijding door de beide prinsesjes. Lidhia schaamde zich voor haar geringe aandeel ten opzichte van haar zusje in wat door de magister werd omschreven als „een roekeloze, doch uitzonderlijk heldhaftige onderneming van de beide prinsesjes.” Tirashya kneep eens in haar hand en gaf haar een stralende lach, die echter veranderde in een zeer ernstige uitdrukking op het moment dat Toenak de onthutsende ontdekking van de noordelijke gang onderaan de paleisschacht ter sprake bracht. Lidhia bewonderde nu zijn behendigheid in het sparen van hun gevoelens: hij liet Tirashya’s plotselinge angstaanval ongenoemd. Nu was het Lidhia’s beurt om haar zusje een kneepje in de hand te geven. Een waterig glimlachje kreeg ze als reactie. Schichtig keek Lidhia om: ze kon het niet laten. Die ene blik die ze opving op Murox’ gezicht vertelde haar dat de streng ogende man niet naar haar zat te kijken, zoals ze gevreesd had, maar naar de magister. Hij zat zo te zien vol belangstelling naar de uiteenzetting te luisteren. Nu volgde een korte samenvatting van wat de magister tijdens de vergadering van gisteren verteld had, waarop zij persoonlijk door hem werd geprezen om haar moed in het geval met de haai. Opnieuw een kneepje in haar hand. Tirashya vlijde zich even tegen haar aan. Dat gebaar nam het gevoel van kou bij Lidhia weg. Ze voelde zich voor het eerst tijdens deze vergadering rustig worden. Toenak zette nu in het kort uiteen wat men de vorige dag tijdens de excursie in de gangen onder het paleis had meegemaakt en gevonden. Ook de reuzeninktvis kwam hierbij ter sprake. Toenak deed verslag van de ontdekking, waarop hij de medica op haar verzoek het woord gaf om de details aan te vullen. De medica kwam naar voren zwemmen en nam het woord terwijl Toenak naar de zijkant van het lage podium zwom. Lidhia vond dat Ishtaran erg serieus keek — de twinkeling in haar ogen die ze gewend was te zien, was afwezig. „Dank u, magister. Nu u in uw verhaal bij de vondst van de crefalm bent aanbeland, lijkt het mij een betere tijd om te onthullen dat dit wezen de directe oorzaak is geweest van Iriniahs overlijden.” Lidhia was geschokt; terwijl een korte stilte vervangen werd door druk gemompel zag ze hoe haar zusje met een ruk opkeek naar de medica. Een diepe rimpel liep over Tirashya’s voorhoofd. Geloofde ze de medica niet? Lidhia keek terug naar Ishtaran, die de magister een vermoeide blik gaf in respons op zijn vragende gezichtsuitdrukking en vervolgens vervolgde: „Het is mij nog een raadsel hoe Iriniah in die mijngang is terechtgekomen, maar het staat vast dat de reuzeninktvis haar volledig heeft verrast met zijn aanval. Ze moet op slag verlamd zijn geweest door de vangtentakels, want ze heeft zich niet meer kunnen sluiten. Hier ben ik zeker van aangezien haar pantser voor een deel kapotgebeten bleek te zijn. Het is mogelijk dat het fragment dat door prinses Lidhia is gevonden, een onderdeel van Iriniahs schelp vormde, al is dat niet meer met zekerheid vast te stellen. Verschillende beten in Iriniahs lichaam wijzen uit dat het monster reeds begonnen was aan zijn – in onze optiek – lugubere maaltijd, toen het daarbij door iemand werd gestoord — iemand, die het lichaam aan de tentakels van de crefalm heeft weten te ontfutselen. Ik heb geen andere verklaring voor het feit dat haar lichaam teruggevonden is in een afgesloten kerker in een gang op een totaal ander diepteniveau, waar geen spoor te vinden is van enige aanwezigheid van het buitensporige weekdier.” Het was duidelijk dat de vergadering de nieuwe informatie even moest verwerken. Generaal Korfos was de eerste die het woord nam: „Medica, ik meende begrepen te hebben dat de dood van de crefalm en de dood van het meisje Iriniah nogal ver uit elkaar liggen wat betreft de tijdbepaling.” Ishtaran knikte en antwoordde: „Dat is correct. Het is niet mogelijk dat de actie die het stoffelijk overschot van Iriniah uit de kaken van het gedrocht hebben weten te behouden, dezelfde confrontatie is geweest als die waarin het beest aan zijn einde kwam. Die twee gebeurtenissen liggen minstens enkele weken uit elkaar. Ik sluit een latere wraakactie door dezelfde persoon niet uit.” Een hulpeloos gebaar van Ishtaran vertelde Lidhia dat ze alle beschikbare informatie had gegeven. Lidhia keek opzij, waar haar zusje nog steeds ondoorgrondelijk zat te kijken. „Arme Iriniah,” mompelde Tirashya haar somber toe. Lidhia knikte en vroeg zich af wat haar zusje verder bezighield. Het feit dat ze zusjes waren bood haar geen bijzonder grote hoop dat Tirashya het uit zichzelf zou vertellen. Ze wist uit ervaring hoe gesloten ze allebei konden zijn… |
|||||
|