| |||||
Ontbijten maar weer, dacht Gabriëlle met de daarbij ontwikkelde tegenzin, terwijl ze de boogvormige deuropening van de eetkamer aan zich voorbij zag glijden. Haar eigen antipathie tegen het exotische voedsel botste in haar beleving met Lidhia’s duidelijke zin in de maaltijd. Rond de ovale tafel herkende Gabriëlle in het schemerlicht direct de inmiddels bekende patronen van de aanwezige waterlingen waar Lidhia kort haar ogen op richtte: het blauw met rood dat Lidhia met haar vader en broer deelde, het heldere roze van koningin Quevéra, hetzelfde roze van haar — van Lidhia’s — zusje Tirashya, het mooie palet aan roodtinten van magister Toenak, het wit met helderblauw van medica Ishtaran en, staand bij de koning, het oranjekleurige schijnsel van kamerheer Hagiysh. Bij het buffet zag ze vanuit Lidhia’s ooghoeken nog enkele bedienden, die bij iedere maaltijd aanwezig waren maar van wie ze de namen niet kende. Hun schijnsels waren allebei wit. Silvaeo keek op bij Lidhia’s binnenkomst; Gabriëlle keek hem aan. Ze hoorde de serie voor mensen onbegrijpelijke geluiden, die haar steeds weer aan het walvissentaaltje uit de film Finding Nemo deden denken, maar die ze op even onbegrijpelijke wijze via Lidhia verstond: „Prinses Lidhia, goedemorgen. Heb je goed geslapen deze nacht?” Ze voelde een nieuwe glimlach op Lidhia’s lippen verschijnen en verstond de vreemde onderwaterklanken die zij zelf passief leek voort te brengen als: „Ik heb prima geslapen, pappa, dank u wel!” „Goedzo, meisje,” waardeerde de koning, waarna hij haar uitnodigde plaats te nemen op haar plekje. Lidhia’s blik kruiste die van magister Toenak even — ook hij kreeg een glimlach toegezonden die hij met een vriendelijke hoofdknik beantwoordde. Gabriëlle voelde Lidhia’s arm opzij gaan, waarop haar vingers even langs Tirashya’s arm gleden. De meisjes wisselden een warme, vriendschappelijke blik. Aan Lidhia’s emotie proefde Gabriëlle dat de gezichtsuitdrukking op Tirashya’s gezicht minder open was dan haar zus graag had gezien. Ze was op dit moment dankbaar voor de hulp die het ervaren van de emoties van de prinses haar bood bij het interpreteren van de verschillende uitingen en uitdrukkingen van de waterlingen. Als het slechts om beeld en geluid was gegaan, zou deze ervaring veel angstaanjagender zijn geweest bij dit soort gelegenheden. Daarop volgde echter het besef dat de gevaarlijke en spannende momenten veel minder beangstigend voor haar zouden zijn geweest. Eén van de dingen die ze maar moeilijk vond om aan te wennen in haar huidige bestaan onder water, was het feit dat ze water ademde. De gedachte en het gevoel om pure vloeistof in te ademen bleven haar enigszins benauwen, vooral omdat ze zich afvroeg of ze zich de volgende keer als ze ging zwemmen niet zou vergissen… Gabriëlle wilde wel graag even naar de halve boogramen vlak onder het hoge plafond kijken — de lichtstralen dansten daar zo mooi doorheen, vond ze — maar Lidhia had blijkbaar meer belangstelling voor de maaltijd die op de ontbijttafel was uitgestald. Kleurige schelpen met allerlei soorten zeewier waar ze niets van kon maken, schelpen vol levende weekdieren, een enorme kreeft tussen hompen rauwe vis en zelfs een schaal met kwallen — Gabriëlle griezelde ervan terwijl het zien en ruiken van al deze gerechten duidelijk Lidhia’s eetlust opwekte. „Zullen wij de Almachtige danken voor dit voedsel?” klonk de nagenoeg rituele vraag van koning Silvaeo, nadat ook Murox de eetzaal had bezwommen en had plaatsgenomen aan de rijkelijk voorziene ontbijttafel. Lidhia sloot haar ogen, Gabriëlle voelde hoe ze haar armen voor zich over elkaar vouwde terwijl de stem van de magister klonk: „Voor al dit voedsel, Almachtige Vader, zijn wij U onze oprechte dank verschuldigd. Geef ons allen echter dat wij niet slechts dit stoffelijke voedsel zullen genieten tot opbouw en versterking van onze stoffelijke lichamen: geef ons dat wij het ware voedsel mogen nuttigen — het ware voedsel dat u ons allen te eten geeft. Open onze ogen in groeiende mate voor Uw woord. Wij danken U.” Het gebed had iets bekends in Gabriëlles beleving. Het herinnerde haar aan het gebed dat Den Engel die avond aan tafel had uitgesproken. Het voor de waterlingen gebruikelijke „Wij danken U” ter vervanging voor het haar bekende „Amen” was voor Lidhia het startschot voor een smakelijk ontbijt waar Gabriëlle, die toch al niet zo’n visliefhebber was, liever bij weg zou blijven. Al vond Lidhia het duidelijk heel gewoon en lekker, Gabriëlle had meer belangstelling voor de manier waarop bepaalde voorwerpen, die in Liliaño kleurloos donker leken te zijn, helder opfleurden zodra er een lichtbron zoals die van Lidhia’s eigen blauw met rode luminescentie bij in de buurt kwam. Ze herinnerde zich de biologieles, waarin mevrouw Van Gorkum de klas aan het verstand had weten te brengen waarom groene planten alle kleuren licht kunnen gebruiken om energie te produceren — behalve groen licht. Het groene licht werd weerkaatst door het groen van de blaadjes, had een klasgenootje goed geraden. Van Gorkum had toen een uitstapje gemaakt naar het gedrag van licht onder water. Dat had Gabriëlle wel aangesproken, gefascineerd als ze altijd was geweest door het sprookje van de kleine zeemeermin. „Vijf meter onder water is al het rode licht uit het daglicht geabsorbeerd,” had de vrouw met het mooie, rode haar gedoceerd. „Rode objecten, zoals vissen, hebben beneden die diepte de ideale schutkleur: ze zijn nog maar nauwelijks zichtbaar. Want als een kleur licht niet meer aanwezig is, kan die kleur licht niet meer weerkaatst worden door een object van die kleur.” Dat had haar volledig logisch in de oren geklonken. Maar datzelfde principe zag Gabriëlle hier onder water continu openlijk uitgedaagd worden: de luminescentie van magister Toenak was puur rood in verschillende gradaties van helderheid. Toch was het rode licht op ruim meer dan vijf meter afstand moeiteloos te herkennen. Ook waren alle kleuren van materialen die zich binnen het bereik van zijn luminescentie bevonden duidelijk te onderscheiden. Witte, groene, gele en blauwe voorwerpen kónden eenvoudigweg niet hun oorspronkelijke kleuren laten zien als er alleen maar rood licht op viel, en toch zag ze het voor haar eigen ogen — nou ja, die van Lidhia dan — gebeuren, zij het met een enigszins rode gloed erin. Lidhia zelf had maar weinig oog voor deze onregelmatigheden, gewend als ze eraan was, maar Gabriëlle richtte zich bewust op dergelijke details binnen Lidhia’s wijde blikveld. Zo kon ze haar aandacht een beetje afwenden van de uitzonderlijke gerechten die Lidhia en de anderen inmiddels met smaak nuttigden. Ze zou mevrouw Van Gorkum eens naar haar mening over het vreemde gedrag van het licht hier in Liliaño vragen, besloot ze. Haar vreemde uitwisselingservaring met Lidhia was ten dele regelrecht een droom die uitkwam: zonder de bekende duikersproblemen de onderwaterwereld verkennen! Het Terschellingse Noordzeestrand was altijd een geliefd vakantieoord van de familie LaCroix geweest, waar ze steeds opnieuw had genoten van het gevoel van het frisse water dat om haar lichaam speelde. Maar… te vaak naar haar zin had ze bij haar vakantiepret een slok van het misselijkmakend zoute water binnengekregen. Het water waar Liliaño in lag leek daarentegen nagenoeg zoutloos te zijn, als ze Lidhia’s smaakpapillen mocht geloven. Ze vermoedde echter dat de waterlingen het zout gewoon niet konden proeven. Wel zo prettig, vond ze. De resterende smaken waren nog steeds erg genoeg in haar beleving. En het bleef niet bij de smaken: ze voelde hoe haar — Lidhia’s — handen een verse kwal uit de schelp pakten, waarbij haar vingers diep in de gelatineklomp drongen die ze op het strand altijd angstvallig had gemeden. Op het moment dat Lidhia een hap uit het glibberige goedje nam, vond Gabriëlle het voor de zoveelste keer jammer dat ze ook Lidhia’s eet- en smaaksensatie meekreeg. Maar dat zou ze nooit tegen Lidhia zeggen. Ze wilde haar uitheemse vriendin niet beledigen. En het was niet onwaarschijnlijk dat Lidhia dezelfde gruwelsensatie bij háár maaltijden had… De koning nam het woord: „Magister Toenak?” Lidhia richtte haar blik op haar vader. Gabriëlle keek onopgemerkt mee, dankbaar voor de afleiding. Silvaeo vervolgde: „Ik hoop dat uw tijd in de bibliotheek vanmorgen verder een vruchtbare is geweest?” Gabriëlle voelde Lidhia’s verbazing terwijl de prinses haar hoofd naar de magister wendde. Toenak antwoordde de koning direct: „Groot is het genoegen dat ik onderscheid in de veelvoud aan gedachten en emotionele weerkaatsingen die mijn wezen vervullen ten gevolge van de schat aan rijkdommen, die mijn ziel gedurende de nachtelijke stonden die wij achterlaten hebben verkwikt. Met gepaste vreugde smaakt mijn persoon reeds de emotie die mij bij het uitdelen van mijn aldaar vergaarde kennis ten deel zal vallen. Mijn verzoek aan uwe Majesteit is evenwel, dat u het mij zult vergunnen mijn bevindingen niet eerder in te halen dan tijdens de door u uitgeschreven ochtendvergadering.” „Dat verzoek is ingewilligd, magister,” glimlachte Silvaeo. De magister knikte hem toe. Even viel er weer een stilte, die doorbroken werd toen Gabriëlle Lidhia hoorde zeggen: „Ik heb het bij het rechte eind gekregen met betrekking tot de gevelsteen, magister Toenak!” De magister gaf haar een strakke blik en zei kort: „Dat verheugt mij ten zeerste, Hoogheid.” Heel even richtte hij zijn ogen op Murox, die vol interesse naar haar — naar Lidhia — keek. Gabriëlle pikte die blik op; Lidhia niet. Weer die strakke blik van Toenak op haar gericht. Gabriëlle voelde dat Toenak liever had dat Lidhia haar mond hield over de gevelsteen. Op dit moment ervoer Gabriëlle haar aanwezigheid als een gevangenschap in Lidhia’s lichaam… Ze wilde wel dat ze haar vriendin kon bereiken! Helaas was het prinsesje blijkbaar te enthousiast over haar nieuwe kennis, want ze flapte eruit: „Het is ècht een tekst in de taal van de luchtmensen!” Gabriëlle zag hoe het beeld naar Rehinor draaide, waarop Lidhia’s stem klonk: „En Gabriëlle heeft me zelfs verteld wat er stáát!” De volledige stilte die op die opmerking volgde kreeg het voor elkaar om Lidhia af te remmen. Ze keek de tafel rond en ving verschillende uiteenlopende blikken van bezorgdheid op. Murox drong vriendelijk geïnteresseerd aan: „Vertel ons daar alstublieft meer over, Hoogheid.” Gabriëlle kreeg haar eigen medelijden naast Lidhia’s volledige bewustwording te incasseren… |
|||||
|