| |||||
Prinses Lidhia kwam het medisch centrum aarzelend binnenzwemmen. Een zacht neuriën klonk tussen de opgestelde instrumenten: Ishtaran was reeds druk in de weer. Ze begroette het prinsesje vriendelijk en verzocht haar op een hoge tafel te gaan zitten, wat Lidhia gehoorzaam deed. „Hebt u veel pijn aan uw verwonding, hoogheid?” vroeg de medica. „Het valt wel mee, als ik maar geen onverwachte bewegingen maak,” antwoordde Lidhia. „Dat verband helpt volgens mij wel behoorlijk!” De wijze vrouw knikte met een zachte glimlach en zei: „Zullen we het dan maar eens verwisselen? Ik zou graag de vooruitgang van uw genezing even in ogenschouw nemen.” Lidhia knikte. Met voorzichtige bewegingen ontdeden de zorgzame vrouwenhanden het meisje van het drukverband om haar ribbenkast. „Bent u altijd zo vroeg al op — en bezig?” vroeg Lidhia nieuwsgierig, terwijl ze de bewegingen van de zachtaardige dame volgde. Ishtaran knikte en antwoordde: „Wel als ik zo vroeg wakker ben als vanmorgen, of als ik een afspraak heb met een prinses.” „Ah, dat voelt prettig,” gaf Lidhia te kennen, zodra ze weer onbeperkt kon waterhalen, wat ze dan ook prompt deed. „Au!” Ze grimaste en zei: „Dat was iets te enthousiast, geloof ik…” „Rustig aan nog, hoogheid. De wond is nog niet helemaal dicht. De plek zal ook nog wel een paar dagen erg gevoelig blijven. Het geheel is echter niet ontstoken en de kruiden lijken goed aan te slaan. Met uw welnemen zal ik een nieuw verband aanleggen, waarmee u zich weer tot morgen zult kunnen redden.” „Dat is goed, lieve medica. Dank u wel!” Een kwint later verliet Lidhia het laboratorium. Ze was trots op zichzelf dat ze haar verrassing — haar kennis met betrekking tot de gevelsteen — vóór zich had weten te houden ondanks haar opwinding daarover. „Op naar het triktillum — naar Trikticlic!” fluisterde ze opgewekt tegen Gabriëlle, waarop ze vriendelijk de waterling met het dieporanje patroon die ze tegenkwam begroette: „Goedemorgen, kamerheer!” „Een zeer goede morgen gewenst, hoogheid,” begroette Hagiysh haar plechtstatig, terwijl hij voorzichtig een grote schelp met een prachtig koraalstukje erin op zijn handen balanceerde. „Staat u mij toe te informeren naar de gesteldheid van uw verwonding.” „Ik ben net bij de medica geweest, kamerheer. Zij heeft een nieuw verband aangelegd waarmee ik vandaag weer even vooruit kan.” „Ik wens u van harte een voorspoedige genezing, hoogheid,” knikte de kamerheer haar toe, waarop Lidhia hem beleefd bedankte en zij allebei rustig hun weg vervolgden. „Hoe zou het met Trikticlic zijn?” vroeg Lidhia zich zachtjes voor zich uit pratend af. Voor wie haar zag leek het alsof het prinsesje in zichzelf praatte, al vormde Gabriëlle haar eigenlijk bedoelde eenpersoons gehoor. „Ik hoop dat Trikticlics rugvin gauw genezen zal. Hij heeft mij beschermd tegen die haai!” Door de vernuftig aangelegde sluis zwom ze in twee etappen het ruim opgezette triktillum binnen, waar ze bijna direct het middelpunt werd van een enthousiaste begroeting door zo’n twintig dolfijnen, waarvan de voorste haar trouwe metgezel was. „Trikticlic!” riep ze, zodra ze gezien had dat het dier bijna even uitgelaten was als altijd bij haar bezoek. Ze was niet medisch onderlegd, maar Lidhia maakte uit de levendigheid van de dolfijn op dat hij wel weer gauw genezen zou. Met zijn snuit betastte de altijd nieuwsgierige Trikticlic het materiaal om Lidhia’s ribbenkast. Ze lachte: „Ja, dat is mijn verband. Maar die stoute haai heeft jou een lelijkere verwonding bezorgd, diertje!” Uit eerdere ervaringen wist ze, dat de gerafelde wond aan de basis van de vin een opvallend litteken zou worden, en dat deed haar verdriet. Maar tegelijk was ze er ook dankbaar voor dat hij haar het leven had gered door de haai van haar af te leiden. Ze aaide haar vrolijke vriend onder de kin, wat hij zich liet welgevallen: hij bedelde om meer door zich op zijn rug te draaien. Zacht klonk een stuiterende parel van zijn klikgeluidjes vlak naast haar oor. „Ik ben ook blij jou weer te zien, Trikticlic!” zei ze met een lachje. „Maar ik moet zo weer gaan, het is bijna tijd voor het ontbijt. Ik heb een prachtige verrassing voor de magister en voor pappa!” Lidhia liet zich met haar hoofd naar beneden en haar benen recht omhoog in het water zweven en keek Trikticlic, die nog steeds op zijn kop hing, liefdevol aan. „Ik hoop echt dat we vandaag weer dichter bij de oplossing van het raadsel zullen komen, Trikticlic,” zei ze. „Ik hoop ook voor de magister dat we het antwoord op alle vragen rond de kerkers zullen vinden — en dat we vandaag nog een goed gesprek kunnen hebben over de kloof en over de oplossing die de Almachtige beloofd heeft. Ik geloof ècht dat het verhaal dat Rosa aan Gabriëlle vertelde daarmee te maken heeft! Ik snap alleen nog niet op welke manier… Snap jij het?” Trikticlic draaide zich langzaam terug rechtop. „Ik vind jou lief,” glimlachte Lidhia hem toe, en gaf hem een voorzichtige knuffel. Met een vrolijk „Dà-àg! Tot straks!” zwom ze terug de sluis in. Ze had een verhaal te vertellen! |
|||||
|