| |||||
Op het moment dat prinses Lidhia wakker werd, was ze zich bewust van de brede glimlach die haar lippen sierde. Ze stelde zich voor hoe ze zich bij haar vader en de magister zou melden die ochtend, om dan uiterst kalm aan te kondigen dat ze de betekenis van de oude tekst op de gevelsteen uit de mijngang te weten was gekomen — in haar slaap! Maar afgezien daarvan had Gabriëlle bevestigd wat ook zij al gedacht had: deze vondst was de eerste tastbare schakel tussen hun beide werelden! Lidhia glimlachte bij de herinnering aan het gesprek dat ze met de anderen had gehad, op de terugweg naar het bodemoppervlak de vorige avond. „Ik weet zeker dat het dezelfde letters zijn als de letters die in Gabriëlles wereld gebruikt worden,” had ze de magister toevertrouwd. Haar broer had haar woorden echter gehoord en haar vriendelijk glimlachend aangekeken met de uitdaging: „In dat geval kun je ons vast ook wel vertellen wat de betekenis ervan is!” Ze had niet anders weten te reageren dan met een verongelijkt: „Nou!” — wat een lachsalvo aan prins Rehinor ontlokt had. Maar daarin was de magister haar te hulp geschoten: „Prins Rehinor, uw uitbarsting is bepaald niet als complimenteus te beschouwen met betrekking tot de toepassing van uw verder uitstekende verstandelijke vermogens. Ten eerste heb ik de vrijheid het als aannemelijk te achten dat uwe hoogheid niet bekend is met de achtergrond van uw zusters woorden. Ten tweede: de herkenning van bepaalde symbolen hoeft geenszins enige implicatie in te houden van een cognitieve bekendheid met uit dergelijke karakters opgebouwde woordbeelden. Ten derde: heb ik u niet reeds eerder op de etiquettaire ongepastheid gewezen van een dergelijke reactie op een perspectivisch ondoorziene uiting?” Rehinor had de magister sportief gelijk gegeven en Lidhia zijn verontschuldigingen aangeboden, die zij dankbaar had aanvaard. Daarop had de magister Lidhia glimlachend toevertrouwd: „De studietijd van een voor waterlingen mogelijkerwijs onmogelijk onderzoek zou dramatisch verminderd worden, mocht vannacht blijken dat u het bij het rechte eind hebt, hoogheid.” Die opmerking was nu de reden van Lidhia’s brede glimlach: ze hàd het bij het rechte eind gehad! Gabriëlle had haar een afbeelding van een gevelsteen met een gelijke tekst in het stadje Oudewater laten zien op het internet — een fenomeen waarvan zij als waterlinge de werking niet begreep maar wel de functionaliteit inzag. Ook had haar luchtvriendin haar de tekens van het alfabet getoond, en de woorden zoals die in het tegenwoordige Nederlands gespeld zouden worden. Maar Lidhia kon het niet helpen dat ze de oorspronkelijke tekst uit de zeventiende eeuw van de luchtjaartelling mooier vond — waarschijnlijk omdat ze daar een stenen kopie van ‘in haar bezit’ had. Ze zwom naar de waterspiegel in haar plafond en ging eronder zweven, op haar rug. Doordat haar middel nog steeds omzwachteld was, had ze haar armen nu nodig bij het stilhangen. „Dank je wel dat je me al die dingen hebt laten zien, Gabriëlle,” begon ze. „Ik weet zeker dat die informatie magister Toenak veel tijd zal besparen! Het spijt me wel heel erg van je gesprek met Elize — ik begrijp óók niet waarom ze je altijd de indruk geeft dat ze denkt dat jij verantwoordelijk bent voor het overlijden van je moeder, terwijl ze nu zo duidelijk aangaf daar zelf niets van te geloven. En wat erg voor Rosa, dat van haar oog… Ik hoop dat het weer helemaal zal herstellen!” Even aarzelde Lidhia. Zou ze over Tim beginnen? Maar ze wilde Gabriëlle daar nu even niet aan herinneren: ze wilde dat dit een fijne dag in Liliaño voor haar luchtvriendin zou worden. Ze borstelde haar lange haar met haar vingers uit haar gezicht en zei: „…Het is nog wel erg vroeg om de magister nu al wakker te maken. Anders zou ik het gesprek dat ik gisteren in de mijngang met hem had graag willen voortzetten!” Ze nam een diepe teug water en glimlachte: „Maar de magister heeft zijn nachtrust hard nodig. Ik zie hem straks aan het ontbijt wel. Ik moet nu zo eerst langs medica Ishtaran, zoals je weet. En daarna moet ik nodig Trikticlic de aandacht gaan geven die hij verdient, Gabriëlle!” Ze giechelde ondeugend en vroeg: „Heb je zin om mee te gaan!?” |
|||||
|