| |||||
De weg bleef stijgen. Ze hielden een aantal dagen precies het zelfde ritme aan: opstaan, eten, lopen, slaapplaats maken, eten, slapen, opstaan. “Levanda!” riep Melina plotseling uit. Ze bleef staan, en Levanda holde naar haar toe. “Volgens mij wordt daar het bos minder dicht!” Inderdaad, verderop leek het bos lichter te worden. In een verhoogd tempo liepen ze door. En inderdaad, na een kleine mijl werd het bos duidelijk lichter, en was het bladerdak boven hun hoofd minder dik. “Eindelijk! We zijn uit het bos,” zuchtte Levanda, toen ze de volgende dag de laatste bomen voorbij liep. Maar de opluchting maakte al snel plaats voor teleurstelling. Ze waren vanuit het noorden uit het bos gekomen en stonden nu op de oostzijde van een berg, ze waren in Lodanië. Ze keken neer op de bomen waar ze al die dagen ondergelopen hadden. Naast de opluchting en de teleurstelling nam echter ook onrust zijn plek in. In het bos hadden ze knollen en wortels kunnen eten, maar hier groeide die bijna niet. Nu hadden ze al het vlees nog, en een paar wortels, maar hoe lang zou het duren voor ze weer eten vonden? Levanda draaide zich om naar Melina. Eigenlijk had ze wat eten betreft vertrouwd op haar. Ze leek zo veel te weten. Levanda besloot dat het tijd werd om Melina haar verhaal te vertellen. “Melina zullen we hier vannacht blijven? Dan kunnen we nog wat eten zoeken in het bos, en daar takken vandaan halen voor een slaapplaats.” Ze zaten bij het vuur te eten toen Levanda haar verhaal begon: “Ik ben niet zomaar op weg. Ik kom uit Nemenda. Ik ben ook niet zomaar iemand die je op straat zou tegenkomen. Ik ben prinses Levanda.” Ze zweeg even en keek Melina aan. Die knikte. Ze leek het verwacht te hebben: “Ik dacht al zoiets. Je leek met niet gewoon. Je huid is glad, en je kleren van goede snit. Je kon nooit een gewone boerendochter zijn. Toch ben je verkleed als jongen, en reis je met mij mee. Dat kan maar één ding betekenen. Je gaat ergens naar toe waar je ouders je nooit naar toe zouden laten gaan. Een prinses had ik niet verwacht, maar ik wist dat je van goede huize kwam.” Ze staarde in het vuur. “Maar ik weet nog niet waarom je op weg bent.” Ze keek Levanda doordringend aan met haar groene ogen. “Waarom ben je onderweg? Wat heeft jou je zachte bedje doen verlaten?” “Mijn vader wilde dat ik trouwde. Maar dat niet alleen, hoor,” haastte ze zich te zeggen toen ze Melina’s blik zag, vol ongeloof. Levanda had al begrepen dat de meeste gewone mensen alles zouden geven voor haar zorgeloze leven, zelfs liefde. “Ik had op het bal mijn toekomstige man ontmoet, al was dat toen niet zeker. Het was een aardige jongen, en ik had het niet erg gevonden om met hem te trouwen. Maar op een middag liep ik langs mijn vaders studeerkamer, en ik hoorde hem praten met een van zijn vertrouwelingen. Hij had het over mij. Ik zou moeten trouwen met de prins van Arlokië. Maar zodra we getrouwd zouden zijn, en hij koning was, zou hij prins Ayen vermoorden, zodat hij in mijn naam kon regeren.” Ze zweeg, een staarde in het vuur, maar anders dan Melina. “Dus besloot ik dat ik iets moest doen. Ik ontsnapte, maar nog voor ik de paleispoort uit was werd ik weer gepakt. Mijn tweede ontsnappingspoging had meer effect, totdat ik bij de haven bijna weer gepakt werd. Een aantal… vrouwen van lichte zeden heeft me gered. Ze hielpen me ontsnappen op een boerenkar. ’s Nachts sliep ik bij een boerenfamilie, en de dag erop kwam ik jouw tegen. Dat was het.” Levanda zweeg. “Wauw,”zei Melina. “Volgens mij voel je meer voor die jongen dan je wilt toegeven.” Verbaast keek Levanda Melina aan. Dat was niet het antwoord dat ze verwacht had. Ze gaf toe dat ze zelf ook al getwijfeld had. “Maar ik moest gewoon iets doen. Zeg, wat doe jij eigenlijk hier? Ben je echt opzoek naar geluk?” “Nee,” bekende Melina. “Mijn moeder was een wijze vrouw. Ze was ook knap, en dat…” Melina slikte. “We woonden in een dorpje, op het land van Heer Welsar. Mijn moeder was niet alleen vroedvrouw, maar ze wist ook veel over kruiden. En ze was knap. Heer Welsars vrouw was nooit knap geweest, en hij hield van mooie vrouwen. Toen ze niet op zijn avances in ging beschuldigde hij haar van gifmengen en het binnenhalen van demonen. Niemand geloofde hem, alles ging goed in ons dorp, maar niemand durfde tegen hem in te gaan, ze waren bang voor de gevolgen. Ze is opgehangen. Toen ben ik gevlucht, voor ik zijn volgende slachtoffer zou zijn.” Een traan rolde over Melina’s wang. Levanda omhelsde haar. “Het spijt me.” |
|||||
|