| |||||
Oranje, roze en perzikkleurige golven. Witte zeilen aan donkere zwartbruine masten. Gedachten haar overspoelend als water. In het warme avondlicht zakte ze langzaam in het water van dromen en gedachtes. Déstartalos. Een eiland dat niet in in woorden gevangen kon worden, tenzij het één woord was met meerdere synoniemen: gevarieerd. Beelden zwommen als vissen door de warme zachtoranje zee. Hoe gecontrasteerd: gloeiend hete goudkleurige stoffige woestijnen, bitterkoude zilverwitte snerpende ijsvlaktes. Volle donkergroene benauwde bossen, weidse lichtgroene frisse heuvelvlaktes. Zachte stranden, wit en zachtgeel, omgeven door donkerblauwe zachtjes kabbelende zee met zachte witte schuimkopjes. Harde rotsen, zwart en hardgrijs, overspoeld door donkergrijze enorme golven met harde gelige schuimkoppen. Meren, helder als glas, weids, enorm, spiegelend in het zonlicht. Poeltjes, zompig en troebel, klein en zwart in de schaduwen. Bergen, met hun top eerst wit door de sneeuw, en dan wit door de wolken. Kloven, diep en zwart met soms een rode gloed ver weg. En dat was alleen het landschap nog maar. De bewoners waren al minstens zo uiteenlopend. Monsters, enorm en lelijk, niet altijd onvriendelijk, bevolkten de grotten in donkere bergen, ravijnen en zwarte bossen. Elfjes, piepklein en mooi, maar vaak ondeugend, woonden in bloemen in weides en bossen. Draken hielden zich schuil op de hoogste bergtoppen en in de diepste meren, soms goedaardig, soms slecht. Meerminnen en zeemeerminnen zwommen door rivieren zeeën en meren. Tovenaar bezaten enorme burchten in de bergen en bestookten elkaar met spreuken. Dwergen woonden diep onder de grond en zagen zelden daglicht. Kabouters woonden in bossen en leefden met de dieren. Eenhoorns verstopten zich in de lichte wouden, en gevleugelde paarden verkozen het luchtruim tot hun speel en leefplaats. Centaurs verkozen de dichtbegroeide wouden met vele open plekken, zoekend naar de toekomst in de hemellichamen. De bevallige nimfen hielden zich overal op: oceaniden en nereïden verbleven in het water van de zee, de Naiaden prefereerden het zoete water van rivieren en bronnen waarmee zij planten voeden. In de sterke bergen woonden Oreaden, de hamadryaden stierven met de boom waarin zij leefden. En in de kom van Déstartalos leefden de Elven, met een paar verwanten aan de buitenzijde. Zij was één van hen en lag op haar bed in haar vaders paleis, vallend in een slaap vol dromen. Dromen over alles wat ze op haar reis tegen zou komen. Dromen hebben een vaak voorspellende gave en ook deze droom voorspelde de toekomst. Gedetailleerd werd haar pad uitgestippeld, met alle problemen die zich zouden voor doen. Helaas, bij het ontwaken zijn dromen vaak ook vergeten... |
|||||
|