| |||||
Anetha, de raadgever van haar vader, had iedereen bijeen geroepen in de Zaal. De Zaal was het grootste vertrek van het paleis, het enige zonder bijgebouwen en werd gebruikt voor maaltijden, feesten en andere bijeenkomsten. Anetha was al een aantal eeuwen oud, maar zag er nog altijd niet oud uit. De wijze en lange Elf had opvallende ogen: blauw, zo fel en zo licht, dat het voor velen onmogelijk was haar lang aan te kijken. Haar witte haren waren kort geknipt, tot net over haar oren. Met haar heldere stem sprak ze: "Elven van Donartaris! Ik heb jullie samengeroepen vanwege het grote leed dat ons is aangedaan. Prinses Avrenim is ontvoerd, en prinses Aleitha is ernstig ziek. We vermoeden dat ze ontvoerd is door Gatrith." Een geluid van ongeloof, van ingehouden woede, van angst en van wanhoop trok door de Zaal. Gatrith was niet onbekend. Iedereen had zijn verhaal gehoord. Ooit was hij een knappe Elf geweest, slim, grappig, maar bovenal nieuwsgierig. Deze nieuwsgierigheid bracht hem uiteindelijk zijn rampspoed. Gatrith had vanaf het moment dat hij kon praten altijd alles willen weten: waarom groeide en verdween de maan? Waarom kwam de winter na de herfst? Waarom vlogen vogels? Waarom kropen kevers? In het begin kon zijn moeder de meeste vragen beantwoorden en daarna vervulden de Wijze Elven zijn behoeften om alles te weten. Maar zijn honger naar meer kon niet gestild worden. Daarom besloot hij toen hij oud genoeg was, de mooie stad Donartaris te verlaten en te kijken hoe de andere Elven zich in de Kom van Déstartalos staande hielden. Maar al gauw boeide dat hem ook niet meer. Hij trok uit de Kom, over de bergen. Toen hij weer terug kwam was hij niet langer dezelfde persoon. Uiteindelijk vond men hem zo gevaarlijk dat de Wijzen besloten hem te verbannen. Met pijn in het hart stuurden ze hem de Kom uit. Later bereikten vele geruchten de puntige oren van de Elven. Gatrith zou nu een eigen rijk hebben en niet langer de natuur aanbidden en verzorgen, maar haar juist misbruiken. Het deed pijn, niemand wilden de geruchten geloven. "We vermoeden dit, omdat er iets naast het briefje lag," ging Anetha verder, toen het geroezemoes weer verdwenen was. Ze hield een ring omhoog. Een smalle ring van blauwe steen waar zilvere lijntjes over liepen. Het was de ring van Gatrith, die hij meegenomen had van zijn zoektocht naar kennis. |
|||||
|