| |||||
„Ze kregen ruzie!?” Het was de eerste keer geweest dat Rosa het verslag onderbroken had, dat Tim haar van de avond ervoor had gedaan. „Waarover?” Tim had even na moeten denken voordat hij met zijn antwoord was gekomen. „Euhm… Gabriëlle dacht dat jij misschien in het schoolgebouw opgesloten was geraakt. Amber geloofde dat niet. Daar begon het mee, en het werd steeds heftiger tot het moment dat jouw mobieltje afging. Daardoor vonden we je uiteindelijk.” „O…,” had Rosa dat verwerkt. Blijkbaar had ze de kracht van de magneten onderschat… „Ik geloof niet dat de spanning tussen die twee al opgelost is,” had Tim zijn gedachtegang nadenkend afgemaakt, waarop hij met een nieuw onderwerp op de proppen was gekomen. „Hoe is het eigenlijk met Sam?” Die vraag had de rest van Tims bezoek bepaald. … Rosa gaapte eens. Ze had het heerlijk gevonden om bezoek te krijgen, maar het had veel van haar energie gevergd. Ze had bijna medelijden met Tim, die bij zijn afscheid eens diep gezucht had met de opmerking: „Nou, daar gaan we dan maar weer…” — het leek erop dat het niet echt gezellig was voor hem, dit uitje. Hij had haar tenminste nadrukkelijk bedankt voor de gezelligheid. Dat gaf te denken… Meneer Den Engel was zijn gewone, innemende zelf geweest. Tegen zijn bezoek had ze, vreemd genoeg, het meest opgezien. Hij had namens de school een mooie bos heerlijk geurende rozen bij zich gehad. „Zo meisje, we gaan je eerst eens in de bloemetjes zetten, en voor jou was het niet moeilijk een geschikte bloemsoort uit te kiezen,” had hij op zijn opgeruimde manier gezegd, terwijl hij de in cellofaan verpakte bloemen voorzichtig op haar tafeltje neerlegde. „Die zet je moeder zo wel even voor je in een vaas.” „Dank u wel,” had Rosa gebloosd. Den Engel was op de stoel naast haar bed gaan zitten en had haar nadenkend aangekeken. „Hoe voel je je nu, Rosa?” „Heel eerlijk? Beroerd…,” had ze geantwoord. „En ik vind het heel irritant om alleen met links te moeten kijken.” Even had haar onderlip getrild. Toen had ze gezegd: „Ik hoop maar dat het goed komt met mijn rechteroog.” „Mag ik voor je bidden?” had Den Engel direct gevraagd. „Graag,” glimlachte Rosa. Haar moeder had ook al met haar gebeden, maar wat haar betreft was alle gebed welkom! Den Engel had haar hand vastgehouden en een kort gebed uitgesproken, waarin hij dankte dat de Here Jezus alle ziekte heeft gedragen, en aan God (Die hij met „Vader” aansprak, wat Rosa erg prettig vond omdat ze het zelf ook zo gewend was) vroeg of Hij de uitwerking daarvan ook in Rosa’s lichaam wilde uitwerken. Na zijn „Amen”, waar Rosa mee ingestemd had, was er een korte stilte geweest. Dit was de stilte waar Rosa tegenop gezien had. „Heb je enig idee wie je dit heeft aangedaan?” was de onvermijdelijke vraag opnieuw gekomen, maar nu van de man bij wie ze geen ontwijkend antwoord kon geven. Ze had op haar handen neergekeken en in eerste instantie gezwegen, maar zijn rustige blik had de hare naar zich toe getrokken. Zij had volhard in haar zwijgen. „Rosa, ik zie aan je reactie dat je op zijn minst een vermoeden hebt.” Rosa had geknipperd tegen de tranen, en uiteindelijk gezegd: „Ik heb niemand gezien. Het laatste wat ik weet, is dat ik langs het rokershok liep. Ik weet niet wie me aangevallen heeft — en ik ben heel bang om een naam te noemen die fout blijkt te zijn.” „Dat kan ik me voorstellen,” had Den Engel geknikt, terwijl hij zijn bril afnam en op helderheid controleerde. Blijkbaar had hij iets gezien dat niet naar zijn zin was, want hij had een doekje gepakt waarmee hij de glazen minutieus had opgepoetst. Toen de bril weer op zijn plek stond, had de rector zijn volgende vraag gesteld. „Heeft je vermoeden te maken met wat je me laatst kwam vertellen?” Rosa had hem aangekeken — en meteen had ze geweten dat ze die vraag niet verder hoefde te beantwoorden: Den Engel had al begrijpend geknikt… … „Meisje, je bent moe. Zal ik de gordijnen even dichtdoen?” vroeg haar moeder, die er zelf ook niet bepaald wakker uitzag na de doorwaakte nacht. „Ja, graag,” antwoordde ze. Het licht dimde met het dichtschuiven van de zachtgele gordijnen die de grijze wereld buitensloten en de kamer een zonnig karakter gaven. Ditte Meyer, dacht ze loom. Aardige vrouw. Het bezoek van Den Engel was het laatste geweest van de delegatie. Mevrouw Meyer was hem — ongetwijfeld vanwege zijn beleefdheid — voorgegaan. Rosa dacht terug aan het gesprek dat ze met mevrouw Meyer had gevoerd. Ze was razend benieuwd wat er in de krant zou komen te staan en hoopte dat het goed weergegeven zou worden… Haar moeder ging op het lege bed naast het hare liggen, en sloot haar ogen. Rosa besloot vaag haar voorbeeld te volgen, al had haar wil daar weinig mee te maken. Terwijl Den Engels Toyota de snelweg op draaide, viel ze in een gezonde, diepe slaap. |
|||||
|