| |||||
„Mamma, ik wil ze graag allemaal zien. Maar… euhm… het liefst allemaal apart… en onder vier — euh… drie ogen. Zou je het vervelend vinden…?” Rosa had een scheef, verontschuldigend gezichtje getrokken. Ergens had ze het niet leuk gevonden voor haar moeder, maar die had rustig geantwoord: „Tuurlijk, meisje. Ik ga wel even naar beneden, naar het restaurant. Ik moet ook nog een paar mensen bellen, dus dat kan ik dan meteen ook even doen. Geniet jij maar rustig en op jouw manier van het bezoek, oké? Tot straks dan maar.” Rosa had lief geglimlacht. „Dank je, mam. Hou van jou.” „Ik van jou, meisje. Ik zal Amber eerst maar sturen, goed?” Een voorzichtig knikje van Rosa. … „Bambi!” „Roos!” had Amber gefluisterd, terwijl een paar tranen over haar wangen liepen en Rosa haar handen beetgepakt had. Het was even stil geweest tussen hen in terwijl Amber op haar onderlip beet. Een vredige stilte, dacht Rosa, terwijl ze haar ene goede oog sloot om het even rust te geven, en terugdacht aan Ambers tranen. Een begrijpende stilte. Wat was ze blij met deze hartsvriendin! Ongemerkt vulde haar gezicht zich weer met een glimlach bij de gedachte aan Amber, die in haar kwaliteit als hartsvriendin als een zus voor haar was. Ze zuchtte, terwijl de glimlach vervaagde. Ze was zielsgelukkig geweest met Ambers onverwachte bezoek, en Amber had precies zo gereageerd als ze verwacht had: met stil verdriet als de spiegel van een bosmeer waaronder een wereld aan diepgang en intensiteit leefde. „Ik mis je.” Ambers eenvoudige uitspraak — verstikt, in haar oor tijdens de voorzichtige knuffel bij het afscheid — zei Rosa meer dan wat dan ook. „Je kúnt het,” had ze vriendelijk maar beslist geantwoord. „’t Is niet hetzelfde zonder jou,” had Amber geaarzeld. „Ik heb gisteren gezien dat je het kunt,” was Rosa’s respons geweest, bedoeld als een bemoediging voor haar verlegen ‘zusje’… Misschien is het wel goed voor haar dat ik eens een paar dagen niet op school ben, peinsde ze, en ze fluisterde: „Heer, wilt U haar de kracht geven die ze nodig heeft?” „Tim is niet hetzelfde als Gabriëlle,” had Amber sip gefluisterd. „Tim laat zien wie hij is.” „Dan lijkt Gabriëlle wel wat op jou,” had Rosa niet kunnen laten te glimlachen. Tot haar opluchting had dat Ambers giechelende lachje weer naar boven gelokt: Amber had haar blozend aangekeken en gezegd: „Misschien wel, ja… Maar ik krijg geen contact met haar… Het lijkt wel of we steeds weer botsen…” „Jij bent net de pool van een magneet,” had Rosa plompverloren gezegd. Amber had verbaasd geamuseerd gekeken: „Gekkie! Wat bedoel je dáár nu weer mee?” „Nou, jij vindt het blijkbaar fijn om met irritant openhartige mensen om te gaan, …” „Zoals jij,” had Amber er droog plagend tussenin gegooid. „…zoals ik,” had Rosa zonder enige aarzeling grijnzend beaamd, waarop ze had laten volgen: „terwijl je zèlf juist nogal gesloten bent.” Even was het weer stil geweest tussen hen in. Amber liet het concept in het bosmeer oplossen. „En dezelfde polen van magneten stoten elkaar af,” hoorde ze Amber nòg begrijpend knikken. „Jah,” had Rosa gezucht, om na een korte pauze weer haar mond te openen. „Bambi?” Zwijgend vragend had Ambers blik op haar gerust. „Misschien is het wel beter om niet alleen maar een noord- of een zuidpool te zijn.” Amber had opzij gekeken, een diepe zucht geslaakt, en gefluisterd: „Misschien…” … Een verpleegster kwam binnen. „Uw man,” kondigde ze aan, terwijl ze de draagbare telefoon aan Rosa’s moeder gaf, die na het bezoek weer bij haar bed was komen zitten. „Hi dear.” Rosa glimlachte: gesprekken tussen haar ouders gingen nog altijd in het Engels. Haar moeder vervolgde: „She’s doing pretty well, all things considered. She just had a visit from Amber and two of her friends, Tim and Gabriëlle… What? …No, Den Engel and the lady from the newspaper were with them.” … Haar vrienden. Rosa zuchtte eens — voorzichtig en op meerdere manieren pijnlijk. Gabriëlle was de kamer binnengekomen nadat Amber zich van haar zijde had weten los te maken. „Hoi Gabriëlle,” — haar stem had zwak geklonken. „Hoi,” had Gabriëlle gezegd. „Hoe voel je je nu?” „Zwakjes,” had Rosa toegegeven. „Maar ik wilde je bedanken dat je me gisteren gezocht hebt.” Nu was het háár beurt geweest om de strijd tegen een traan te verliezen. „Ik denk dat je Amber daarvoor moet bedanken,” had Gabriëlle die dankbetuiging blozend afgewimpeld. „Jij wist een weg om op het terrein te komen,” had Rosa volgehouden. „Dat was Amber ook wel gelukt,” was Gabriëlles respons geweest. „Niet zonder jou en Tim,” had ze geantwoord. „Dat zou ze niet gedurfd hebben.” „Ik zou dat ook niet alleen gedurfd hebben…,” had Gabriëlle toegegeven. Beide meisjes waren even stil geworden. Toen had Rosa gevraagd: „Heb je nog wat gedaan met ons gesprek in Lokaal 48?” Gabriëlle had zwijgend geknikt; Rosa had stil geglimlacht. „Mijn moeder vertelde me dat jullie me gevonden hebben,” had Rosa het voorgaande onderwerp weer opgepakt. „De dokter zei dat als jullie mij niet gevonden hadden… dat ik het dan niet overleefd zou hebben.” „Dat vertelde Den Engel, ja,” had Gabriëlle geknikt. „Ik vind het fijn dat je Amber hielp met zoeken.” Gabriëlle had haar schouders opgehaald en gezegd: „Dat zou iedereen voor jou gedaan hebben.” „Misschien,” had Rosa nadenkend gefluisterd. „Maar jullie deden het.” „Heb je enig idee wie het gedaan kan hebben?” had Gabriëlle gevraagd. Een nieuwe stilte had die vraag opgevolgd. Rosa had moeizaam geslikt. Ze worstelde met die vraag, omdat ze wel degelijk een vermoeden had. En als ze het bij het rechte eind had, hoe ze daarmee om zou moeten gaan. „Nee,” had ze toen gezucht. „Ik heb geen idee.” Gabriëlle had haar aandachtig aangekeken en gevraagd: „Wil je er liever niet over praten?” Rosa had haar hoofd langzaam geschud en geantwoord: „Als ik iemands naam noem, en ik blijk ’t fout te hebben…” Een knikje was Gabriëlles reactie geweest. „Gabriëlle, mag ik je iets vragen?” „Ja, hoor.” „Ik weet dat het moeilijk voor je is, vanwege je moeder en zo…, maar… Zou je wat met Amber op willen trekken nu ik niet op school kan zijn? Ze vindt het niet makkelijk om contact te leggen.” Een scheef glimlachje van een blozende Gabriëlle, en het antwoord: „Dan zal ze dat wèl zelf moeten willen, lijkt me. Met Tim lijkt ze redelijk overweg te kunnen. Tussen haar en mij wil het nog niet echt vlotten.” „Dat vind ik zo jammer,” had Rosa gezegd. „Het valt me alleen op dat jullie wel wat op elkaar lijken.” Gabriëlle had opgekeken met een blik die Rosa niet kon benoemen. Maar ze had wèl een balletje kunnen opgooien: „Jullie zijn net twee dezelfde polen van twee verschillende magneten.” Gabriëlle had opzij gekeken, een diepe zucht geslaakt, en gefluisterd: „Misschien…” … Een zweem van een glimlach speelde om Rosa’s mond. Ze hoopte dat Amber en Gabriëlle elkaar zouden vinden tijdens haar afwezigheid. „So, here she is,” hoorde ze haar moeder zeggen, voordat ze de hoorn in handen gedrukt kreeg. Ze zette haar gedachten even aan de kant. „Hi dad!” zei ze, en ze betrapte zichzelf erop dat ze meedeed aan die aparte taalgewoonte. |
|||||
|