| |||||
Hoofdstuk 2 Seth ben Kenan wandelde op zijn gemak door zijn geboortedorp. Hij woonde sinds twee jaar in een eigen huis, wat verwijderd van de andere. Hij was nu half twintig en nog niet getrouwd, iets wat zijn moeder Rachel erg betreurde. Het lag niet aan zijn uiterlijk. Seth was vrij lang en gespierd door het harde werken in de wijngaarden van zijn vader Kenan. Hoewel de familie het goed had, waren ze niet uitzonderlijk rijk. Seth´s oom hoorde bij de grote dertig van koning David en omdat hij zelf geen kinderen bezat, was hij vaak bij zijn het gezin van zijn oudere zus te vinden geweest. Seth en zijn twee jongere broers waren door hem getraind en konden nu meerdere wapens hanteren. Ze reden paard alsof ze erop geboren waren. Seth had dat het leukste deel van de opleiding gevonden. Helaas bezat hij niet genoeg geld om een eigen paard te kopen. Hij wierp een blik op de lucht. Het werd wel erg donker. Het had de hele dag al flink gewaaid, maar nu leek er een storm los te barsten. Seth haastte zich, het was nog tien minuten lopen naar zijn woning. Het leek met de minuut harder te keer te gaan en hij schoot zo niet op. Net toen hij wilde besluiten rechtsomkeert te maken naar zijn ouderlijk huis om daar de nacht door te brengen, zag hij iets liggen op de weg. De donkere figuur had veel weg van een menselijke gedaante! Met moeite worstelde Seth zich vooruit. Toen hij de plaats eindelijk bereikt had, zag hij dat het een meisje was. Ze was klein en lag er ongemakkelijk bij. Tot zijn schrik zag hij dat haar hoofd tegen een steen lag en een donkere vloeistof doordrenkte de grond. Ze was gewond! Voorzichtig tilde hij haar op. Haastig begaf hij zich op de weg terug naar het dorp. Het kostte hem veel inspanning niet van de weg te worden geblazen en na een tijdje begon het meisje aan te voelen als een loden last. Opgelucht zag hij de eerste huizen dichterbij komen. Enkele minuten later stond hij op de binnenplaats. Zijn vader kwam het huis uit. ´Zoon, wat is er aan de hand? Wat heb je daar?´ Seth was blij dat hij van zijn vrachtje bevrijd werd. Toen hij naar binnen kwam, kwam zijn moeder meteen op hem toe. ´Ach, het arme kind!´ riep ze uit. Kenan legde het meisje op een bed en zijn vrouw verzorgde haar hoofdwond. Al die tijd bleef ze buiten bewustzijn. Alleen haar lippen bewogen zachtjes en af en toe mompelde ze iets. ´Ik ken haar niet,´ zei Seth´s moeder zacht. ´Wie is dit meisje?´ |
|||||
|