| |||||
Ter Heerdt zat stil aan zijn bureau, met zijn voorhoofd op een hand gesteund, en staarde apathisch naar een punt ver onder het tafelblad. De eerste paar stappen nadat ze het aardrijkskundelokaal ‘ontspannen luidruchtig’ binnen kwamen druppelen, dimden de leerlingen van 4H2 tot ‘vreemd stil’. Zwijgend gingen ze zitten. Sommigen keken elkaar vragend aan, anderen haalden de schouders naar elkaar op. Het afwijkende gedrag van hun charismatische leraar bracht de jongeren in verwarring, en toen ná de bel de ongemakkelijke atmosfeer door volharding aan kracht won was het Elize, achterin op haar vaste plek naast Gabriëlle, die uiteindelijk vroeg: „Is alles oké, meneer?” Ter Heerdt wuifde even met zijn hand, ten teken dat het goed ging met hem, maar dat hij geen vragen wenste. „Oow-keej?” bond Elize beledigd in. Ze sloeg haar armen over elkaar en leunde opstandig met haar stoel achterover. Op dat moment sprong de monitor aan, die in ieder lokaal in een hoek voorin aan het plafond hing. Een klein lampje onder het beeldscherm begon te branden en het logo van het C.V.C. verscheen. Het bekende beeld vervaagde na een paar seconden, en de schouders en het gezicht van meneer Den Engel kwamen in beeld. Hij keek vriendelijk maar ernstig recht in de camera en hield op die manier de blik van vrijwel iedereen in het gebouw gevangen voor wat hij wilde zeggen. Aan de achtergrond zag Gabriëlle dat de rector in de stoel zat, waarin nog maar enkele minuten geleden Tim had gezeten. „Goedemorgen jongens, meisjes en collegae,” begon Den Engel. Zijn bekende, warme stem klonk Gabriëlle vreemd in de oren door de licht ruisende luidsprekers van de intercom. Het viel haar op dat Ter Heerdt nog steeds naar het tafelblad keek. Zou ik ook doen, als ik jou was, dacht ze grimmig. Den Engel vervolgde intussen: „Ook al is het een minder goede morgen dan ik wel zou willen. Zoals de meesten van jullie inmiddels wel gehoord zullen hebben, ligt één van jullie medeleerlingen, Rosa Welder uit klas 2H, op dit moment in het ziekenhuis omdat ze gisteren na schooltijd hier op het terrein van de school op lafhartige wijze is aangevallen.” Het bleef stil in het lokaal. Tot zover was iedereen al wel op de hoogte. Den Engel gaf een knikje naar iemand ergens achter de camera, en een foto van Rosa verscheen in beeld. Nu was er wat beweging en geluid in de klas: de leerlingen die niet hadden geweten om wie het precies ging, gaven uiting aan hun herkenning van het stralende gezichtje op de schoolfoto die de maand daarvoor genomen was. De rector praatte verder terwijl Gabriëlle zag dat Ter Heerdt eindelijk opkeek. Hij zuchtte — het leek wel verveeld — bij het zien van de foto. „Jullie zullen haar allemaal wel herkennen, vermoed ik. Rosa is niet iemand die stil opgaat in de menigte. Het is nog niet duidelijk wat de aanleiding is geweest voor de aanval, maar de dader heeft haar zwaar toegetakeld — zo erg, dat ze gisteravond direct bij aankomst in het ziekenhuis geopereerd moest worden. Vanmorgen vroeg is ze bijgekomen, en ze heeft veel pijn. Héél veel pijn, mag ik wel zeggen. We bidden voor haar dat ze gauw volledig mag herstellen: de dokters zijn vol goede hoop, maar er bestaat een kans dat ze blijvend gehandicapt zal blijven door deze verschrikkelijke daad van geweld.” Een merkbare schok ging door de klas bij dat nieuws. Gabriëlle zag hoe Ter Heerdt zijn wenkbrauwen ongeïnteresseerd optrok, en ze verachtte de man. Dus zó zette hij zijn dreigementen kracht bij! De leraar draaide onverwachts zijn hoofd; keek haar strak aan. Snel sloeg ze haar blik neer, terwijl ze zich vuurrood voelde worden… De rector ging verder: „Ik dank onze hemelse Vader dat Hij enkelen van jullie heeft aangespoord om Rosa te gaan zoeken. Als ze niet gisteravond gevonden was, was de kans groot geweest dat ze vannacht aan de combinatie van haar verwondingen en de vrieskou doodgevroren zou zijn. Ik ben ontzettend dankbaar dat het niet zo ver is gekomen, maar het heeft maar weinig gescheeld.” De stilte in het lokaal was bijna voelbaar na die opmerking. Gabriëlle merkte op dat Ter Heerdt zijn aandacht nu ook op de monitor gericht had. …of er gaan doden vallen…, zweefden de woorden voor haar geestesoog. Rosa had het gelukkig overleefd, maar Gabriëlle wist dat de woede, die ze nu voelde, weer zou omslaan naar die verlammende angst zodra ze alleen was — of alleen-met-hem… „Ik wil jullie vragen om alles, ècht alles wat je gezien, gehoord of gemerkt hebt en wat verband kan houden met wat er gisteren met Rosa gebeurd is, aan mij te melden,” vervolgde Den Engel met klem vanuit zijn kantoor. „Dat is ècht van belang voor het politieonderzoek. Ik begrijp dat het misschien aan zal voelen als ‘klikken’, maar in dit geval is het een kwestie van de bescherming van je medeleerlingen. Ik denk niet dat wie dan ook van jullie zit te wachten op een herhaling van het gebeurde. Wij doen er op deze scholengemeenschap alles aan om jullie allemaal een zo veilig mogelijke omgeving te bieden, en dat houdt in dat de dader of daders zéér zeker op passende wijze gestraft zullen worden.” Het was doodstil in de klas. Den Engels stem klonk kalm maar er ging een enorme kracht van uit toen hij in de camera wees en zei: „Niemand, maar dan ook níémand, komt op deze school ongestraft met een dergelijk misdrijf weg. De minne streek om een meisje van achteren neer te slaan…” — hij schudde zijn hoofd en begon een nieuwe zin: „Toon dan tenminste dat je ‘ballen’ hebt, om maar eens een moderne uitdrukking te gebruiken, en kom zèlf naar mij toe om mij te vertellen waarom je het gedaan hebt. Dat zeg ik in je eigen belang, want ik weet uit ervaring dat onopgeloste zaken je je leven lang kunnen blijven achtervolgen. En als je dàt laat gebeuren, gelóóf me, dan ben je er erger aan toe dan Rosa.” Gabriëlle keek weer even schichtig naar Ter Heerdt. Bloosde hij nou? Ze dacht van wel, maar keerde haar blik gauw weer naar het scherm, waar Den Engel zijn toespraak begon af te sluiten. „Rosa zal het enorm waarderen om kaartjes en brieven en andere creatieve bemoedigingen van jullie allemaal te krijgen. Als je iets voor haar gemaakt hebt kun je dat in de speciale brievenbus doen, die in het halletje bij de bibliotheek is opgehangen. Ik hoop dat jullie Rosa zullen overspoelen met opvrolijkers, want die kan ze goed gebruiken.” „Aan de Lokaal 48-ers wil ik vragen of jullie vanmiddag tijdens de pauze een speciale bidstond voor Rosa willen houden, en dan ook te bidden dat aan het licht mag komen wat er gebeurd is, wie het gedaan heeft — en waarom. Uiteraard vraag ik jullie allemáál om aan Rosa te denken in jullie gebed. Als je toevallig làngs Lokaal 48 komt, kijk dan nog eens goed naar het kleine rode kaartje met vier woorden in het wit erop, dat op het prikbord bevestigd is. En bedenk dan dat juist Rosa degene is, die dat kaartje gemaakt en opgehangen heeft. Ik dank jullie allemaal hartelijk voor jullie aandacht, en wens jullie een goede dag verder.” Na die woorden vervaagde het beeld naar zwart en klikte de monitor op stand-by, waarna ook het rode lampje doofde. De vreemde stilte keerde weer terug — nog vreemder en stiller dan eerst. |
|||||
|