| |||||
De uitvaartplechtigheid was bijna ten einde en Seb wenste vurig dat het moment daar was. Hij had nu al meer dan vijf minuten naar de tonen van de Vier Jaargetijden zitten luisteren en daar waar hij Vivaldi anders best kon waarderen, was de grote componist nu echter niet in staat om zijn groeiende neerslachtig ook maar enigszins weg te nemen. Ook de speeches hadden dat niet kunnen bewerken, daar ze niet veel troost hadden geboden. Helaas, ze hadden Richard geen recht gedaan. Richard’s vader had op een bewogen manier afscheid genomen van zijn zoon, waarbij de twijfel over zijn manier van opvoeden duidelijk naar voren kwam. Het was hartverscheurend te zien hoe de man worstelde met zijn verdriet, terwijl Seb terug dacht aan de harde woorden van Magda aan het adres van deze man. Seb kon zich nog wel voorstellen hoe hij onder normale omstandigheden, hard en zakelijk zijn bedrijf leidde. Maar van onverbiddelijkheid of vooroordeel, waar Magda hem van beschuldigd had, was nu weinig meer te bespeuren bij deze ontroostbare man; hij was gebroken en hij vroeg zich sterk af of hij de oorzaak was van de wanhoopsdaad van zijn zoon. De man leed in eenzaamheid, met ruim honderd toeschouwers tegenover hem, die hem niet konden troosten of konden geruststellen. Seb vond het ondraaglijk om de man zo te moeten zien. Daarna had een vriend gesproken namens de studiegenoten en had daarbij anekdotes aangehaald over Richard, die Seb echter niet kon waarderen. Het viel gewoon verkeerd en kwam gevoelloos over. Waarom kon niemand iets warms over hem vertellen, vroeg hij zich af. Maar hoe graag hij ook had gewild, helaas schoot hem nu ook niets te binnen om zichzelf of misschien een ander maar het minste te kunnen troosten. Hoewel Richard zo op het oog een jongen leek die alles mee had, bleef er in zijn dood weinig goeds over om op terug te kunnen zien. Een gedachte die Seb vervulde met intens verdriet. Daarnaast was er tijdens de uitvaart ook geen plaats voor een sprankje hoop, aangezien Richard, net als zijn familie, geen geloof hechten aan het hiernamaals, in welke vorm dan ook. Seb herinnerde zich gesprekken van filosofische aard met Richard, maar deze had daarbij de gedachten van de, in zijn beleving oude man, weggehoond en weggelachen. Voor Richard telde altijd alleen het hier en nu, waarbij hij zich richtte naar zijn innerlijk richtsnoer, zoals hij dat noemde. Dat er iets drastisch mis was gegaan met dat richtsnoer, daar getuigde niet alleen de blankhouten kist voorin de aula. De woorden die over hem gesproken waren, brachten dit net zo goed onder woorden. Seb keek de zaal rond en haalde een minieme bemoediging uit de grote belangstelling die deze plechtigheid dan toch had getrokken. De zaal zat vol en aan beide kanten van de zaal stonden mensen, die geen zitplaats meer hadden gevonden. De bewoners van het Jerichoplein zaten grotendeels bij elkaar. Lydia, ingeklemd tussen haar moeder en Kiki, zocht steun bij beiden. Daarnaast zaten de jongemannen, met strakke emotieloze gezichten, waarbij niet te doorgronden was van wat er nu in hen omging. Misschien hun eigen eindigheid, misschien dat hun eigen herinneringen aan Richard de revue passeerden, wie zou het kunnen zeggen? Magda zat rechtop tussen haar moeder aan de ene kant en haar vader aan de andere kant. Beiden lieten hun emoties de vrije loop en Seb had te doen met het meisje. Het was een dag waarop ze op eieren moest lopen, gezien de slechte verstandhouding van beide ouders en de beladen sfeer. Hij hoopte dat er iemand nog aan zou denken om haar te troosten en te steunen, want hij had het gevoel dat dit misschien vandaag wel eens erbij in zou kunnen schieten. Toen de uitvaartverzorger, een vriendelijke meelevende vrouw van achter in de veertig, bekend maakte dat de plechtigheid een einde nam en dat iedereen werd uitgenodigd om Richard naar zijn laatste rustplaats te begeleiden, was het alsof Seb eindelijk de gelegenheid had om weer vrij te ademen. De vrouw die de touwtjes strak in handen had, maakte een rustige en vertrouwenwekkende indruk op hem, wat hem op de één of andere manier uit zijn sombere overpeinzing haalde. Hij liet iedereen voorgaan en sloot als laatste aan bij de stoet. Het zonnetje scheen over de begraafplaats, toen een kwartier later de gasten langs het graf en richting het rouwcentrum riepen. De familie bleef nog even alleen achter om in stilte afscheid te nemen van een leven dat veel te vroeg en abrupt was afgesneden. Iedereen reageerde anders na de geladen stilte van het afgelopen half uur. Kiki liep met de jongens op, omdat Lydia en haar moeder ineengestrengeld zo in elkaar opgingen, dat zij er alleen maar bij kon storen. Bij de koffie kwamen langzaam de gesprekken op gang en iedereen probeerde zich een houding te geven of iets aardigs te zeggen, maar Seb merkte dat het veel moeite kostte om het gesprek op gang te houden. Niet veel later kwam de familie de koffieruimte binnen en begon het condoleren. Nadat hij Magda nog had gesproken in een poging iets goeds te doen, liep hij richting zijn auto, toen hij vlak voor hij de hoek om sloeg de stem van Kiki hoorde, die hem abrupt liet stilstaan. “Ik heb je ravage gezien op het journaal Stef, je hoeft me niets meer te vertellen. Ik stap eruit en dat had ik al veel eerder moeten doen,” zei ze zachtjes, maar aan haar stem kon hij de woede duidelijk horen. Even hoorde hij niets meer, wat Seb even niet kon thuisbrengen. Toen ze weer begon te praten had hij door dat ze een telefoongesprek aan het voeren was. “Was dat de bedoeling?...Nee, luister nu maar naar mij. Wat telt is het resultaat. En ik wil hier geen deel maar aan hebben, weet je dat. Ik zit hier helemaal niet midden in! Jullie hebben dit gedaan, stelletje... Zoveel zijn er dood gegaan en de rest zit daar waar ze eerst ook zaten,” weer zweeg ze even. “Dat weet ik... maar ik had een sterfgeval in mijn studentenhuis en daarom moest ik dat van Daniëlle wel zeggen... Ik heb niet de politie op je afgestuurd!... Stop ermee en je hoeft me ook niet meer te bellen of op te zoeken. Ik ben het zat!” Meteen kwam Kiki de hoek om en omdat ze in haar woede Seb niet zag, en hij niet snel genoeg opzij sprong, botste ze met volle vaart tegen hem op. Hij deed alsof hij net was komen aanlopen en zei, “o, hier ben je dus, ik wilde net gaan, kan ik je een lift geven?” Kiki had even nodig om te herstellen en knikte toen alleen maar. Ze stapten in zijn auto en hoe hij ook probeerde een gesprek te beginnen, elke keer stopte het doordat Kiki niet meer reageerde. Hij vroeg zich af waarover het gesprek ging wat hij had opgevangen. Hij hoopte dat de ongelezen kranten van de afgelopen week misschien uitkomst konden geven bij dit mysterie. |
|||||
|