| |||||
Tirashya, die inmiddels weer wat gekalmeerd was, zwom rustig door de paleisgangen. Ze wilde eerst even bij haar moeder langs, en dan op bezoek bij Trikticlic, die tenslotte óók gewond was geraakt in het incident met de haai. Aangezien ze er geen idee van had waar haar moeder zich zou bevinden, was ze maar begonnen aan een volledige ronde door het paleis. Ergens zou ze haar wel tegenkomen, zo redeneerde ze. De eerste die ze tegenkwam was kamerheer Hagiysh, die er nogal vrolijk uitzag, voor zijn doen. Ze was gewend aan zijn statige gezichtsuitdrukking, maar hij keek daar nu op zijn minst zeer tevreden bij, vond het prinsesje. „Goedemiddag, kamerheer,” groette ze hem dus vriendelijk. „Weet u misschien waar ik mijn moeder kan vinden?” „Zeker, hoogheid,” antwoordde de kamerheer direct en precies even vriendelijk. „U zult haar aantreffen in de grote zitkamer aan de achterzijde van het paleis. Ik kom daar juist vandaan.” „Waarom bent u niet meegegaan met mijn vader en de anderen?” vroeg Tirashya nieuwsgierig, na een tel geaarzeld te hebben. Ze merkte op hoe Hagiysh verlegen bloosde terwijl hij stamelde: „Ik… heb het niet zo erg op die benauwde gangen begrepen, hoogheid.” „Nee, dat kan ik wel begrijpen,” gaf Tirashya toe. Ze bedacht dat hij ongetwijfeld nog vervelende herinneringen had aan de laatste keer dat hij daar beneden was geweest, toen Lidhia dat dode meisje gevonden had. Ze knikte hem vriendelijk toe en ging op weg naar de haar aangewezen plek. Quevera bleek inderdaad in de mooie zitkamer in haar favoriete schommelstoel bij één van de hoge boogramen te zitten, die uitzicht boden op het bodemlandschap dat zich achter het paleis uitstrekte. Op dagen dat het heel helder was, kon je van daaruit een flink eind door het water kijken. Dichterbij lag het grootste gedeelte van het koraalpark rond het paleis te schitteren in het gefilterde zonlicht. Tirashya hield zich stil in de deuropening, omdat ze haar moeder zingend aantrof. Dat vond ze altijd mooi, en de combinatie van het prachtige uitzicht achter de ramen, het licht op het gezicht van haar lieve moeder en de hoge, zuivere stem raakten haar. De onderlip van het prinsesje begon te trillen en voordat Quevera besefte wat er gebeurde had ze haar jongste dochter om haar hals hangen. „Meisje toch,” zei ze troostend, „wat is het dan toch met jou?” „N-naar… gedro-hóómd!” snikte Tirashya. Zonder dat het prinsesje het zag, fronste de koningin haar wenkbrauwen even. Zou dit net zoiets gaan worden als die toestand rond Lidhia? Ze hoopte vurig van niet: als dit nu maar een ‘gewone’ nare droom was… „Wat heb je dan gedroomd, meisje van me?” vroeg ze rustig, terwijl ze het kopje streelde dat stevig in haar hals gedrukt werd. Tirashya antwoordde niet, maar kalmeerde wel enigszins. Met nog een lichte trilling in haar stem zei ze uiteindelijk: „Niets, mamma.” De koningin glimlachte. Zou ze vroeger niet net zo geantwoord hebben op een dergelijke vraag? Ze nam het hoofdje van het meisje zacht tussen haar handen en hield haar gezichtje vlak voor haar eigen gezicht, waarop nu een vriendelijke, maar ernstige uitdrukking lag. „Zul je het me vertellen wanneer je daar klaar voor bent, lieve Tirashya? Je moet niet met zoiets blijven rondlopen, hoor…” Tirashya knikte een stille belofte, wat een grappig gezicht was met haar blozende wangen zo tussen Quevera’s handen. Met een tevreden „mooi zo,” liet de koningin haar dochtertje glimlachend los. Die zei zacht: „Ik ga op bezoek bij Trikticlic.” „Doe dat maar.” Nadat Tirashya uit de kleurrijke kamer was verdwenen, keerde Quevera zich weer naar het uitzicht. In haar zorgen om haar twee jongste dochters wilde haar stem ineens niet meer zingen. Ze zuchtte, verlangend naar de terugkomst van de mijnexpeditie van haar man, en bad in stilte dat hij en hun kinderen — en de anderen natuurlijk ook — veilig mochten terugkeren. Trikticlic maakte het overduidelijk dat hij het geweldig vond dat het prinsesje bij hem op bezoek kwam. Zijn linkeroog was nog een beetje rood van Lidhia’s ioloy, en zijn rechterflipper was nog verbonden omdat de haai zijn tanden erin had weten te zetten, maar de dolfijn maakte daar geen probleem van en was direct te vinden voor een rondje door de paleistuinen. De vrolijke grijze speelkameraad van de prinsesjes maakte haar vaak aan het lachen en zo passeerde de tijd lekker snel. Eigenlijk verwachtte ze ieder moment door kamerheer Hagiysh gewaarschuwd te zullen worden dat het tijd was voor het diner. Of misschien wilde haar moeder ook wel wachten met eten tot de anderen terug waren… Hoe dan ook, ze genoot van haar tijd met Trikticlic. Dat was haar al heel wat waard. |
|||||
|