| |||||
Tirashya had de vier wachters op de hoeken van het paleis gevraagd om extra op te letten zodat zij zich rustig kon concentreren op het balanceren van de bal — zonder daarbij bang te hoeven zijn voor haaien en dergelijke ongenode gasten. Ze had, voor haar gevoel tenminste, de topbal steeds beter onder controle. Maar het spel verveelde al gauw zonder tegenspelers, en haar gedachten dreven af naar Lidhia, die nu met hun vader en de anderen in de gangen onder het paleis was om ze te onderzoeken. Ze schaamde zich voor zichzelf, maar ze kon het niet helpen dat ze rilde bij het idee opnieuw daar naar beneden te moeten gaan. De bal zonk naar de bodem, waar Tirashya hem achterliet om de stille privacy van haar kamer op te zoeken. Misschien zouden de opdrachten die de magister haar die ochtend gegeven had haar wat kunnen afleiden. Even later lag ze met haar aantekeningen en een dik boek op haar bed. Hoewel oceanografie één van haar favoriete onderwerpen was, wilden haar gedachten er niet bij blijven. Even legde ze haar hoofd neer… Het was donker om haar heen: alleen het licht dat haar lichaampje kon produceren bescheen zacht de gang, die volgepakt stond met de meest vreemdsoortige zaken, waarvan ze de meeste niet kon thuisbrengen. Vreemde vormen en onbekende tekens gaven haar een zeer onbehaaglijk gevoel — alsof ze in een andere wereld was dan de hare. In deze gang was ze eerder geweest… Vóór haar uit was een gevaar — maar wat? Ze probeerde het zich te herinneren, maar het lukte niet. Ze was er alleen zeker van dat ze niet verder daarheen moest gaan. Een geluid achter haar! Instinctief wilde ze haar luminescentie doven, maar terwijl ze zich met een ruk omdraaide lichtte het schijnsel juist feller op! Een overweldigend gevoel van kwetsbaarheid overviel haar, nu ze het niet voor elkaar kreeg haar verlichting te dimmen en ze er zeker van was dat de onzichtbare dreiging haar langzaam maar zeker naderde. Een panische angst drong door tot haar ziel: ze besefte dat ze afgesloten was van de enige uitgang! Haar hart klopte in haar oren, waardoor ze het gevoel kreeg geen grip meer te hebben op het duister. Angstig keek ze rond: er was geen enkel wapen te bekennen. Een stem bereikte haar — van veel dichterbij dan ze wel wenste! „Geef het maar op, je bent een mislukkeling!” Tegen haar gevoel in begon ze zich terug te trekken, verder de gang in. In de richting van het bekende maar onbestemde gevaar, zo wist ze… De stem begon te lachen — een akelige, spottende lach die haar leek te verlammen. Naarmate ze verder zwom, vervaagde het angstaanjagende geluid, tot het plotseling ophield. Stilte, met alleen de bekende geluiden van haar element om zich heen. Haar hart was nog duidelijk te horen, maar langzaam keek ze om zich heen. Ze bevond zich op een kruispunt. Voor haar uit ging de gang verder, maar zowel aan haar linker- als aan haar rechterzijde bevonden zich zijgangen. Wacht. Die rechter gang… weerspiegelde daar haar licht in een vaag glimmende beweging? Al haar kracht trok uit haar weg bij de aanblik van de schim, die zich uiterst langzaam in haar richting bewoog. Ze wilde vluchten, maar kon het niet. De wilskracht om haar ioloy in te zetten en haar schelp te sluiten ontbrak haar. Zodra het wezen de rand van haar lichtkrans bereikte, ontwaarde ze twee onmenselijke, bolle ogen met angstaanjagend gevormde pupillen, die haar onwezenlijk aanstaarden… Met een gil werd het prinsesje wakker. |
|||||
|