| |||||
Plotseling verscheen van achter de bomen een open plek die dood liep op een rotswand. Er stonden geiten en schapen te grazen. In de wand zaten twee grotten. De vrouw liep de grot in die afgesloten was door een soort hekje en Riahnon volgde haar. Clarice keek verbaasd om haar heen. Zoiets had ze nog nooit gezien. Er stonden een aantal... Tja, tafels. Ze bestonden uit takken die bij elkaar gebonden waren tot een vlot en dat vlot leunde op stokken die met kleinere takjes uit elkaar gehouden werden en met een touw bij elkaar gehouden. Op de "tafeltjes" stonden dikke boeken en vaasjes en kommetjes. Op een andere tafel lag brood, kaas en gedroogd vlees. In het achterste deel van de lagen drie hooizakken, Clarice vermoedde dat het bedden waren. Dan moest er blijkbaar nog iemand zijn. Ze keek rond. Door de donkerte had ze het niet opgemerkt, maar aan de tafeltje hingen bosjes kruiden. Ze vroeg zich nogmaals af wáár ze terecht gekomen was. Blijkbaar was het van haar gezicht te lezen, want Rhiannon keek haar aan en sprak op een kalmerende de toon een paar van die vreemde woorden. Ze pakte Clarice bij haar hand en trok haar zachtjes op één van de hooizakken. Ze gebaarde haar te blijven zitten en sprak een paar woorden met de vrouw. Vervolgens ging ze de grot uit en bleef ze even weg. Ze kwam terug en gebaarde naar Clarice. Die liep achter haar aan naar buiten. Rhiannon wees naar een schaap: "Hala." Ze keek vragend naar Clarice. Die zei:"Schaap." Het hollandse meisje wees naar een geit en zei: "Geit." Rhiannon beduidde dat het een 'Gatoi'was. Ze lachtte naar Clarice. Ze wees naar de grond en zei: "Quata." Nu wist Clarice niet of het nu het gras was dat Rhiannon bedoelde of de hele grond. Daarom pakte ze een grasspriet en wees ernaar. "Quata?" Rhiannon glimlachte, en knikte. "Quata." Zo leerde Clarice de woorden uit Rhiannons taal. |
|||||
|