| |||||
„Ah, magister Toenak, prettig dat u hen allebei direct hebt meegenomen,” onthaalde koning Silvaeo het drietal aan de deur van de vergaderzaal. Lidhia en Tirashya keken verrast op naar de glimlachende magister. „U deed net alsof!” riep Lidhia uit. „Uw beider smeekbede bood mij een uitgelezen gelegenheid uwe hoogheden in gespannenheid te bewaren en — verre zij het van mij dit feit te ontkennen — het ongekende genoegen in uw verwachtingsvolle uitdrukkingen zo uitgebreid mogelijk te rekken,” lachte Toenak. „Dat was gemeen!” vond Tirashya, maar de ogen van beide zusjes straalden terwijl ze, met hun magister tussen hen in, de vergaderzaal binnen zwommen. Lidhia keek rond en inventariseerde de aanwezigen: haar moeder, koningin Quevera, die naar haar glimlachte. Haar broer, prins Rehinor. Medica Ishtaran. Generaal Korfos en acht leden van de wacht, waaronder drie hoge officieren. Dat kamerheer Hagiysh aanwezig was, was geen verrassing: die gold in Lidhia’s ogen zo ongeveer als meubilair. Hun vader zwom naar zijn eigen vaste plaats aan het hoofd van de vreemd gevormde tafel, en zei: „Lidhia, Tirashya, als jullie hier niet al waren geweest, had ik kamerheer Hagiysh geboden jullie te halen. Jullie zijn hier aanwezig omdat het ons doel is om vandaag een afdaling in de kerkers uit te voeren. Nee, Tirashya, ik zal jullie niet vragen om mee te gaan, maar jullie herinneren je wellicht het thema uit de Gewijde Geschriften dat we halverwege de vorige week als afsluiting van het diner besproken hebben?” Lidhia knikte, terwijl Tirashya een diepe frons in haar voorhoofd trok. „Over belangrijke informatie,” zei Lidhia. Haar vader knikte. Tirashya haakte in met: „O ja! Dat het van levensbelang kan zijn om belangrijke informatie te vertellen en het niet achter te houden.” „Precies,” knikte Silvaeo. „Dat is de reden waarom ik jullie aanwezigheid hier nodig heb. Mochten jullie je iets herinneren, hoe klein het detail ook is, laat het mij dan ogenblikkelijk weten. Het kan van levensbelang zijn.” „Hoe weet ik of iets belangrijk is?” vroeg Tirashya. „Laat dat oordeel maar aan mij over,” antwoordde haar vader met een zacht lachje. Tirashya knikte. „Een korte samenvatting van de situatie, zoals die nu bekend is, is als volgt: onderaan de ons bekende schacht ontspringen zich, naar nu blijkt, in ieder geval drie gangen, waarvan wij slechts van twee de inhoud en de ligging kennen. De oostelijke gang, die ons bekend is, heeft vanuit de ronde kamer met het aambeeld een tweede schacht, die ons tot voor kort volledig onbekend was. Onderaan deze schacht loopt een rechte gang, die in één richting de cel huisvest, waarin magister Toenak gevangen heeft gezeten. De andere richting is gedeeltelijk door Tirashya onderzocht: zij getuigt van een schat aan rijkdommen, die het onderzoeken meer dan waard is. Ook al is het mijn verlangen deze schatten aan het koninkrijk toe te voegen om onze samenleving een gezonde impuls te geven, het relaas van onze magister heeft een diepere noodzaak tot onderzoek naar voren gebracht. Hij gelooft dat deze schatten licht zouden kunnen werpen op het leven en de daden van mijn overgrootvader, koning Grecadec. Aangezien dit voor een duidelijk beeld van de waarheid noodzakelijk is, acht ik deze expeditie van groot belang. Er is echter een probleem: de kans is groot dat we op tegenstand zullen stuiten. Het is mij een raadsel hoe het mogelijk is, maar het blijkt dat het paleis van buitenaf te infiltreren is via het gangenstelsel. Blijkbaar bevindt zich ergens een andere toegangsweg tot de schacht. Ik realiseer mij dat het stellen van doelen zonder eerst de magister aan het woord te laten wellicht prematuur is, maar ik wens dat het u allen duidelijk is wat het belang van de komende actie is. Vandaar mijn besluit om nu eerst onze doelen voor deze missie samen te vatten: ten eerste, wij zullen trachten te ontdekken hoe de toegang tot de noordelijke, en eventueel zelfs een westelijke gang op het eerste niveau onderaan de bekende schacht, te ontgrendelen is. Ten tweede zullen wij — bij succes — deze gang of gangen aan een onderzoek onderwerpen. Ten derde zullen wij afdalen in de schacht onder het aambeeld om de genoemde schat te inventariseren. Generaal, tegenstand wordt uiteraard niet geduld, maar ik wens eventuele indringers gevangen te zien worden. Gebruik slechts geweld indien — en voor zover — dat nodig blijkt te zijn.” De generaal knikte. „Het vierde doel is om de vermoedelijke geheime toegang tot het paleis bloot te leggen en voor altijd te sluiten. Ten vijfde… we zoeken aanwijzingen.” Een vragende blik van de meeste aanwezigen. Silvaeo vervolgde: „Inmiddels heeft medica Ishtaran vastgesteld…” — hij wisselde een stille blik met de kalme vrouw — „…dat het eerder gevonden lichaam van een jonge vrouw in de zuidelijke gang op het eerste niveau inderdaad toebehoorde aan Iriniah, die reeds enige tijd vermist werd.” Het viel Lidhia op dat haar moeder haar hand voor haar mond bracht en een zachte uitroep onderdrukte. Ishtaran boog het hoofd. Generaal Korfos keek grimmig en haalde diep water. Zijn mannen mompelden zacht en keken elkaar verslagen aan. Tirashya zat geschokt naar hun vader te kijken. Lidhia volgde die blik en ontdekte dat haar vader op het punt stond te gaan huilen. Dat maakte een diepere indruk op haar dan het ontstellende nieuws. „Haar ouders zijn onverwijld verwittigd van het nieuws dat haar overblijfselen gevonden zijn, al geldt de locatie nog als geheime informatie totdat wij ons onderzoek hebben afgerond. Er is nog geen enkele aanwijzing die leidt tot de oplossing van dit mysterie, buiten het feit dat ik de man die de magister en prinses Lidhia gevangen gehouden heeft, graag enkele serieuze vragen zou willen stellen.” Lidhia keek vol ontzag naar haar vader op: deze ondertoon van onmiskenbare dreiging had ze nog nooit eerder bij hem gehoord. De koning ging verder: „Hij heeft een paarsachtig luminescentiepatroon, wat niet vaak voorkomt, maar dat is alles wat er over hem bekend is. O, en hij zal nog flink last hebben van één van zijn handen.” Dat laatste werd met een duidelijk voldane glimlach gezegd, en de trotse blik van de koning in Lidhia’s richting vertelde de prinses dat haar vader haar actie had geaccepteerd. Dat was een hele opluchting voor haar. Koning Silvaeo besloot met: „Magister, het woord is aan u. Graag vernemen wij van u wat uw bevindingen zijn geweest, deze afgelopen dagen die u grotendeels in de bibliotheek hebt doorgebracht.” Bijna alle ogen richtten zich op Toenak, behalve die van Lidhia — en medica Ishtaran. De jonge prinses vroeg zich af of de medica zo afwezig naar het tafelblad staarde vanwege haar emotioneel beladen onderzoek… |
|||||
|