| |||||
„Hebt u nog nieuwe dingen ontdekt over de kerkers?” vroeg Lidhia, die verrast was haar zusje nog bij de magister aan te treffen. Tirashya keek de magister verwachtingsvol aan, terwijl haar vinger nog op de oceanografische kaart lag die blijkbaar het onderwerp van haar ochtendsessie was geweest. Het prinsesje zag zich nu duidelijk in haar nieuwsgierigheid gesteund door haar oudere zus. Lidhia besloot dat haar eigenlijke vraag maar even op een geschikt moment zou moeten wachten. Er zou vast nog wel een mogelijkheid komen om de magister even alléén te spreken. De magister, die met zijn ellebogen op tafel steunde, zuchtte inmiddels glimlachend en zette zijn vingertoppen tegen elkaar. „Er zijn mij bij mijn recente bestudering van de geschriften van Gershevy wèl enkele niet direct in het oog springende zaken opgevallen,” antwoordde hij met een mysterieuze blik in zijn ogen. „De toegevoegde waarde van de kennis die wij gedrieën tijdens ons gezamenlijk avontuur in de kerkers hebben opgedaan, liet zich gelden in het feit dat waar eerder slechts kinderlijke rijmelarijen geschreven leken te staan, nu met wisselende duidelijkheid in ingenieus gecodeerde informatie voorzien werd. Mijn achting voor de dichter is met enkele slagen gestegen: in de meeste gevallen is het doorgronden van zijn bedoeling een inzicht, nog ver van mij verwijderd.” De koninklijke zusjes keken elkaar eens veelzeggend aan. Dat was nou typisch een antwoord voor magister Toenak: toegeven dat hij iets ontdekt had, maar niet op de inhoud van zijn ontdekkingen ingaan! Tirashya uitte haar ongeduld direct: „Maar wat hebt u dan wèl ontdekt?” Lidhia betuigde haar instemming met die vraag. Toenak zwom op en zei: „Het huidige punt in de tijd en een dringend verzoek van uw vader weerhouden mij er heláás nog van om u verder in de diepte te brengen van mijn vorderingen, hoogheden.” „Aaaah?” klonk tweestemmig de langgerekte poging van de beide meisjes om hun leermeester tot andere gedachten te brengen. „Het is mij toch toegestaan te hopen, dat het niet uw beider bedoeling is om mij in de verleiding te willen brengen ongehoorzaam te zijn aan onze koning?” vroeg de magister met één wenkbrauw opgetrokken. De prinsesjes zwegen bedremmeld, maar Toenak vervolgde: „Als u mij wilt verontschuldigen, hoogheden — het is mij ter ore gekomen dat mijn aanwezigheid op dit moment na deze sessie verwacht wordt in een bespreking rond het onderwerp dat uw beider nieuwsgierigheid zo onbeteugeld stimuleert. Het lijdt geen twijfel dat uw vader de koning mij een antwoord zal vragen op exact dezelfde vraag die u mij zojuist stelde, prinses Lidhia — zij het, wellicht, in andere bewoordingen. U zult begrijpen dat ik niet gevolmachtigd ben u informatie te verschaffen die ik niet eerst heb bekendgemaakt aan de koning zelf.” Lidhia knikte begrijpend. Tirashya ook, maar niet zonder er een enthousiast smekende vraag aan toe te voegen: „Mogen wij mee, alstublieft?” De magister lachte en antwoordde: „Het zal mij een genoegen zijn om op mijn reis naar de vergaderzaal begeleid te worden door niemand minder dan uwe hoogheden, moedige Lidhia en dappere Tirashya. Uw aanwezigheid is mij in een eerdere situatie reeds van grote waarde gebleken en ook in de ons bekende en vertrouwde paleisgangen zal ik mij verheugen in de eer mij vergund om aan de poorten van de vergaderzaal te verschijnen met aan iedere arm een geliefde prinses.” De meisjes giechelden terwijl Toenak vervolgde: „Het is mij echter niet gegeven u toegang tot de vergadering zelf te garanderen, een voorwaarde waarvan u beiden zeer wel in de diepte bent. Is het mij gegund te kunnen vertrouwen op uw woord dat er ter plaatse geen verdere smeekbedes en eventuele discussies zullen ontstaan?” Allebei de prinsesjes knikten ijverig ‘ja’, waarop Toenak goedkeurend bromde om met een armgebaar de meisjes voor te laten gaan. |
|||||
|