| |||||
„De frisse lucht zal je wel goed doen, denk ik,” veronderstelde Tim, terwijl ze rechtsaf sloegen om met de leerlingenstroom mee in de richting van de aula te lopen. „Ja,” antwoordde Gabriëlle, die plotseling een enorme behoefte voelde om te huilen van blijdschap. Maar… waar Tim bij was? En al die anderen? Er moest een andere manier zijn om die blijde emotie even te ontladen — of te maskeren… „Wie het laatst bij de garderobe is, koopt morgen een gevulde koek voor de ander,” daagde ze plotseling blozend uit, en spurtte weg, tussen de andere leerlingen door laverend. Natuurlijk liet Tim dat niet op zich zitten: hij zette direct de achtervolging in. De gang was niet heel erg breed, maar het feit dat alle scholieren dezelfde kant op gingen, hielp wel mee. Veel van die scholieren gaven luid uiting aan hun verontwaardiging om de drieste actie van de twee vierdeklassers. Tim hoorde het nauwelijks: hij had enkel aandacht voor het meisje vóór hem. Slechts één besef vulde zijn gedachten: Wat is ze leuk! Al gauw liep hij nog maar een meter achter Gabriëlle — maar hij had meer ruimte nodig om haar in te kunnen halen! De aula. Open ruimte. Een omweg, maar een goede kans om die sneller te nemen dan zij — als zij maar rechtdoor ging! Yes! dacht hij, toen ze bij het einde van de gang kwamen. Hij nam een sprong zodra hij de kans zag — en sloeg met een smak bovenop een corpulente man, die hij in zijn vaart omver haalde en die hard schreeuwde van schrik. In één tel stond iedereen die juist langs de aula liep, stil om te zien wie dat lawaai veroorzaakte. En toen werd het stil. „De conciërge!” fluisterden bijna honderd scholieren geschokt, onbekend met de aanstichter van het kwaad. Tim en de man krabbelden beiden overeind — allebei rood, al was het om verschillende redenen. „Hoe vaak moeten we de regels bij jullie herhalen?” voer de man uit tegen Tim. „Geen gerèn op de gangen!” „Het spijt me, meneer,” mompelde Tim, die sneller weer op de been was en de man een hand toestak om hem te helpen op te staan. Een vlezige hand omklemde Tims vingers — de jongen grimaste even — hij werd bijna omver getrokken bij de eerste poging van de conciërge. „Dat is je geraaien óók!” mopperde de imposante man, kreunend van inspanning bij de tweede poging, die slaagde omdat Tim dit keer het gewicht beter had ingeschat. De man klopte zijn broek af, trok zijn overhemd recht — en keek toen pas Tim aan. „O, je bent een nieuwe,” merkte hij nonchalant op. „H’m. Laat ik het niet wéér merken.” „Nee, meneer,” deed Tim, die zich gepast schaamde. De conciërge raapte zijn waardigheid bij elkaar en liep verder, de gang in. Het publiek hield hoorbaar de adem in. Tim keek hulpeloos van ’s mans broek naar Gabriëlle, die heftig ‘nee!’ schudde, en weer terug. Een helderwitte streep kierde bij iedere stap door de gescheurde naad… Terwijl de scholieren zich lachend en mompelend verspreidden, voegde Tim zich bij Gabriëlle, die zich niet langer kon inhouden. Ze hikte van het lachen. „Weet je zeker dat ik het hem niet moet vertellen?” vroeg Tim, die zich omdraaide in de hoop de conciërge nog te kunnen ontwaren — wat niet lukte. „Ja, dat weet ik zeker,” antwoordde Gabriëlle beslist maar met onvaste stem. Ze wiste een paar tranen weg en schoot opnieuw in de lach. Toen die golf voorbij was, motiveerde ze haar advies: „Morgen is hij het voorval vergeten. Als je hem er nú op wijst, ben jij degene die zijn nieuwe broek kan betalen. Als hij er later achter komt, neemt hij de moeite niet. Gelóóf me, ik heb het óók met hem aan de stok gehad — op een vergelijkbare manier. Schuller. Hij is het goeie soort. Opvliegerig maar met een klein hartje. Hèm kun je beter omver lopen dan Marks, de andere conciërge.” „Oké, bedankt voor de tip,” zei Tim, die zich eens op het achterhoofd krabde. Gabriëlle keek ondeugend naast zich, en stapte opzij door een wijd openstaande deur. „Alvast bedankt voor de gevulde koek,” grijnsde ze. Tim keek beteuterd — en schoot toen met haar in de lach. Rosa kwam glunderend de bibliotheek binnen, gevolgd door Amber, en zei opgetogen maar ingetogen vanwege de ruimte die ze betraden: „Ik geloof ècht dat ze voor het eerst van haar leven begreep waar de bijbel om drááit!” „Dat is mooi,” zei Amber met haar zachte stem, terwijl ze routinematig haar tas achter de balie zette en een doos boeken pakte om die te gaan opruimen. Rosa liep mee tussen de kasten en ging enthousiast maar gedempt verder: „Zó bijzonder om een klein beetje gebruikt te worden door de Heer!” Amber keek op van de rug van het eerste boek dat ze gepakt had en glimlachte: „Volgens mij gebruikt Hij je meer dan je zelf denkt!” Het boek verdween op de juiste plek tussen de andere. „H’mmm,” reageerde Rosa vaag. „Maar je hebt zèlf gezien hoe veel lol ze zojuist had met Tim! Zo heb ik Gabriëlle nog nooit gezien!” „Nee, dàt is waar!” glimlachte Amber, die een volgend boek uit de doos trok. „Dat moet ermee te maken hebben, dat ze ging bidden,” concludeerde Rosa. „Misschien,” fluisterde Amber, die een aardrijkskundig boek op een plank drukte en zich ineens iets herinnerde. „O ja, dat had ik je nog niet verteld!” „Wat?” „Vanmorgen was Den Engel hier in de bieb, tijdens de pauze.” „Oké,” fronste Rosa, die daar weinig nieuwswaarde in zag. „Hij was op zoek naar een bepaald fictief verhaal, …” ging Amber verder. „O ja?” vroeg Rosa, een beetje mat vanwege de duidelijke verandering van onderwerp. Stelde Amber zich nou maar eens wat opener op voor het geloof! Maar ze kon haar hartsvriendin niet dwingen, dat wist ze wel… „…over een prinses Lydia,” maakte Amber haar zin af. Nu had ze de volledige aandacht. Gabriëlle gebruikte die naam zaterdag, flitste het door Rosa heen, die ineens een paar puzzelstukjes op hun plaats meende te zien vallen. „O ja?” vroeg de Amerikaanse verder. „En… kon hij het vinden?” „Nee,” antwoordde Amber. „Mevrouw Van den Heuvel kende het niet en het zei mij óók niets. Hij heeft nog zèlf gezocht, maar kon het niet vinden.” „Oh,” was alles wat Rosa wist te zeggen. Haar gedachten waren te druk bezet om een volzin te formuleren. „Hij is wel een bijzondere man, hè?” gaf Amber haar mening. „Rosa?” Rosa draaide zich nog even naar haar terug en zei gehaast: „Ik moet nog even wat doen, kom je straks naar mij thuis?” „Hadden we toch al afgesproken?” glimlachte Amber bevestigend, die haar vriendin langer kende en wist dat het geen zin had Rosa tegen te houden als die het op haar heupen had. Rosa verdween. Amber trok een nieuw boek. „Bidden,” las ze, voordat de titel op het correcte schap kwam te staan. Ze zuchtte eens. |
|||||
|