| |||||
De politie had haar werk ongestoord verricht en het leek Seb wel eeuwen voordat de leider van het onderzoek, een man van eind veertig, eindelijk bij hem had aangebeld, voor het gesprek over wat er was gebeurd. Wat opvielen waren de schrandere grijze ogen in het wat magere gezicht en Seb wist meteen dat hem niets zou ontgaan van wat belang was voor het onderzoek. Misschien was ook dit keer de wens de vader van de gedachte. “Meneer Krikke, ik kom u een paar vragen stellen, als u het goed vindt.” Hij had zich formeel voorgesteld aan Seb als Peter Hartkamp, van de Rotterdamse recherche. Zo op het eerste gezicht leek het een ervaren en competent man. “Komt u binnen,” zei hij zo vriendelijk mogelijk, hoewel hij daarvoor erg veel moeite moest doen. Al een uur lang had hij het liefst met iets willen gooien en ook nu nog kampte hij met een enorme woede in zijn lijf. Waarom? Waarom toch? Deze vraag bleef maar in zijn hoofd rondspoken. Ze namen plaats en Seb zag dat de man zich opmaakte voor het vragenlijstje dat hij in zijn hoofd had. Het bleken de geijkte vragen. Wanneer hij Richard voor het laatst had gezien? Gisteravond. Waar? Wat moest hij zeggen? Kon hij vertellen wat er gisteren had plaatsgevonden op het herentoilet? Hij hield het opzettelijk vaag. Op het feest van Paul. Dat moest hij natuurlijk uitleggen. Wist hij van de financiële situatie van Richard? Hij schudde het hoofd. Niet sinds gisteren, voegde hij er in stilte aan toe. Waarom vertelde hij de beste man niet wat hij moest weten? Nog meer vragen werden op hem afgevuurd. Zinnige en onzinnige. Hij beantwoorde ze allemaal automatisch. Waren alle bewoners nu in het pand? Rinke, hij was haar helemaal vergeten. “Nee, er is nog een meisje Rinke de Haan. Die is met haar ouders op vakantie, sinds vrijdag. Ze komt pas over drie weken weer terug. Moet ik ze inlichten?” “Dat is geheel aan u, wat u doet. Ik heb geen bezwaar,” zei de man rustig en noteerde ondertussen de gegevens op zijn schrijfblok. Richards kamer werd voorlopig verzegeld. Seb gaf hem de gegevens van de ouders van Richard en de man stond op om te gaan. “Dit is voorlopig alles. Zodra ik wat meer weet, kom ik terug. Misschien is het nodig om nog meer vragen te beantwoorden,” verontschuldigde de man zich. Seb maakte een ruimhartig gebaar. Dat was niet anders. Hij kon het de man moeilijk kwalijk nemen dat hij zijn werk moest doen. De politieman was net twee minuten weg, toen er weer werd aangebeld. Seb liet net alles wat hij de afgelopen dagen had gehoord en gezien opnieuw de revue passeren, en deed in gedachten de deur open. “Stoor ik?” verontschuldigde Thomas zich. Seb schudde het hoofd en liep weer richting de woonkamer. “Ik kan niet alleen zijn. Niet daarboven,” legde Thomas uit en kwam achter Seb aangelopen. “Wil je wat drinken?” Thomas schudde het hoofd en ging zitten aan de grenen eettafel, die tussen de open keuken en het zitgedeelte stond. Seb ging tegenover hem zitten en zag dat de jongen het moeilijk had. Hij wreef zijn handen in elkaar en staarde naar het tafelblad. “Het is te vreselijk voor woorden,” zei Seb voorzichtig, omdat hij merkte dat de jongen niet kon zeggen wat hij voelde. Thomas keek gejaagd op en hij had medelijden met de jongen, omdat hij het zich zo aantrok. “Seb, ik kon het ze niet vertellen,” barstte hij opeens los. Hij zweeg en Seb wachtte rustig af. Toen, met horten en stoten, kwam het eruit. “Wat moet ik nou doen? Het zal uitkomen… ze zullen denken dat ik iets te maken heb… met de dood van Richard.” Seb zei niets en Thomas keek hem angstig aan en slikte. “Ik heb gisteren gezegd dat ik hem zou vermoorden. En weet je wat, ik was er echt toe in staat,” biechtte hij op, terwijl de tranen in zijn ogen sprongen. “Vertel,” zei Seb rustig en leunde achterover in zijn stoel. Thomas zuchtte, haalde diep adem en begon te vertellen: “Een maand geleden kwam Richard naar me toe met een doodzekere deal. Een nieuw communicatiebedrijf ging naar de beurs en met een minimumbedrag van twintigduizend euro zouden we mee kunnen doen in een doodzekere belegging. Binnen een paar maanden beloofde hij mij een rendement van minimaal twintig procent.” Seb keek naar Thomas en zag hoe hij tegen met zijn gevoelens aan het worstelen was. “En wat heb je geïnvesteerd?” “Vijftien,” antwoordde hij kleintjes, terwijl hij zijn haar naar achteren streek. “En nu?” Seb kon het wel raden. “Vrijdag is bekend geworden dat het bedrijf over de kop is gegaan. Ik ben al mijn geld kwijt, Seb,” zijn mond trilde van woede en verdriet. “Dus daarom moest je hem gistermorgen spreken?” Thomas knikte. “En je hebt hem dus gesproken?” “Ik heb hem bedreigd en gezegd dat ik hem zou vermoorden. Hij deed alsof het hem speet, maar ondertussen kon het hem niets schelen. Het was mijn spaargeld. Ik was eindelijk van de schuld van mijn studie af en stond in de zwarte cijfers. Ik dacht er aan om een appartement te gaan kopen, Seb,” hij stopte, overmand door zijn ingehouden woede. Seb volgde ondertussen zijn eigen gedachtegang en wilde weten wat de ander aan Richard had opgemerkt. “En hoe reageerde Richard op het nieuws?” Thomas keek op en schudde het hoofd. “Hij wist het al en volgens mij leek hij het allemaal niet zo somber te zien. Je weet hoe hij is,” hij trok een gezicht en verbeterde zich, “je weet hoe hij was, hij leefde bij de dag.” Daar was Seb ook van overtuigd, maar na gisteren wist hij het niet meer zo zeker. “En wie weet er van jullie confrontatie van gisterochtend?” “Lydia hoorde ervan en misschien dat Magda het heeft gehoord. Die was in de keuken met Lydia, toen ik naar boven liep.” Seb knikte en zei geruststellend, “wacht gewoon even af. Laten we afwachten wat de politie zelf uit weet te vinden. Ik kan het me niet voorstellen dat ze je het kwalijk nemen als je hen niet meteen alles verteld.” Hij vroeg zich af of hij het nu tegen zichzelf had. Thomas keek hem hulpeloos aan. “Ik meende het echt, weet je dat?” Seb legde zijn hand op zijn schouder en keek de ander doordringend aan. Toen hij merkte dat hij de aandacht had van de jongen, zei hij met overtuiging in zijn stem, “Richard maakte hier geen vrienden Thomas, daar kun jij niets aan doen. Laat het allemaal nu maar bezinken. Morgen zie je de dingen misschien iets minder zwart-wit dan nu,” probeerde hij hem te troosten, maar Thomas liet zijn hoofd mismoedig hangen. Seb had het gevoel dat hij vast niet de enige was met een bezwaard geweten. Maar wie behalve Lydia zou echt om de jongen rouwen? |
|||||
|