248818
 
 
 
 
 

     Menu:

> Startscherm
> Schrijvers
> Verhalen
> Open verhalen
> FAQ
> Vintage

Jerichoplein
8.wrede ontdekking
Door: Gabriëlle
Commentaar van de schrijver:
Categorie: Drama / Roman
Geschatte leestijd: ca. 5 minuten

Hoofdstuk 3

“Seb, seb!”
Met een schok kwam Seb overeind. Waar was hij? O ja, hij was even op zijn terras gaan zitten om van het zonnetje te genieten. Onder de grote parasol, die ooit eens oranje was geweest en nu een vale kleur roze had, had hij even zijn ogen dicht gedaan en was blijkbaar hij in slaap gevallen. Hij keek op zijn horloge. Het liep tegen half drie. Dus erg lang had hij dus niet geslapen.
“Seb!” klonk het opnieuw en dit keer stond hij op om naar de voordeur te lopen. Wat had dat kind toch, vroeg hij zich ondertussen af. Toen hij de voordeur open deed, kwam hij oog in oog te staan met een opgewonden Lydia.
“O Seb, ik dacht al dat je er niet was,” zei ze opgelucht.
“Wat is er meisje?” vroeg hij en klopte haar geruststellend op haar schouder.
“Snel Seb, de sleutel van Richard. Ik maak me zo ongerust,” hijgde ze.
“Wat is er gebeurd? Leg nou toch even uit wat er aan de hand is.”
“Richard antwoordt niet en zijn deur is afgesloten vanaf binnen. Ik heb het zelf gezien. Hij antwoordt niet Seb, en ik probeer het al een half uur!”
Seb zuchtte.
“Hij had heel veel gedronken Lydia,” probeerde hij haar uit te leggen.
“Dat weet ik wel, maar hij moet toch antwoorden,” ratelde ze verder, op een drammerige toon en toen het niet snel genoeg ging voor haar mening, smeekte ze, “alsjeblieft Seb.”
“Oké, oké, ik loop wel mee,” zei hij en hij draaide zich om naar het sleutelbord. Hij viste er de juiste sleutel af en nam ook zijn eigen huissleutel mee.
Het meisje stond al bovenaan de trap toen hij deze begon te beklimmen en twee trappen later vond hij Lydia ongeduldig voor de deur van Richard’s kamer.
“Richard?” riep hij en hij luisterde. Het was muisstil.
Hij keek door het sleutelgat en zag inderdaad dat de sleutel aan de binnenkant in het gat stak. Voorzichtig schoof hij zijn reservesleutel in het sleutelgat en voelde hoe de andere sleutel er aan de binnenkant uitgeschoven werd. Met een plof viel hij op de houten vloer. Hij ontsloot de kamer en opende de deur.
De aanblik in de kamer was iets wat hierna niet meer uit zijn geheugen gewist kon worden. Richard was aan zijn eigen stropdas opgehangen aan de enorme antieke kledingkast die tegen de linkermuur van de kamer, achter het bed stond. Zijn gezicht was gezwollen en zijn tong hing een stukje uit zijn mond, zijn ogen keken leeg langs Seb heen. Hij had de kleding aan die hij gisteren gedragen had.
Achter hem gilde Lydia en dit haalde Seb uit zijn verdoving. Ze hield niet meer op met gillen en hoe perplex Seb ook was, hij moest haar helpen. Als in een reflex, in één vloeiende beweging draaide hij zich op zijn hakken om en duwde Lydia’s gezicht weg van het afschuwelijke tafereel in de kamer achter hem. Nu hield ze op met gillen en begon als een bezetene te hijgen en te snikken.
Seb dacht koortsachtig na, terwijl hij ondertussen begon in te praten tegen Lydia, “rustig meisje, rustig… ik breng je naar je kamer... We moeten nu rustig blijven... ik moet de politie bellen... is Magda thuis?”
Lydia snikte door en liet een klaaglijke kreet horen. Hij vroeg het nog een keer en weer gaf ze geen antwoord op zijn vraag.
Paul had hij vanmorgen weg zien gaan. Hij moest alle geleende spullen inleveren en daarna naar het ziekenhuis. Dus daaraan had hij niets.
Hij opende de deur van Henk. De kamer was leeg.
Daarom nam hij het meisje mee naar beneden. Daar probeerde hij nog meer kamers. Alleen Kiki bleek thuis te zijn. Ze droeg een koptelefoon en deinde mee op de muziek. Ze keek op en maakte één oor vrij.
“Kiki, je moet me helpen. Vang Lydia op. Richard is dood. Ik moet de politie bellen. Nee, beter dat jij het doet. Zeg maar dat ze meteen komen. Hij hangt aan de kledingkast, gewurgd,” zei hij met korte snelle zinnen. Hij zag dat het meisje wit wegtrok en onwezenlijk haar armen om Lydia sloeg. Lydia begon opnieuw hartverscheurend te jammeren.
“Kiki, bel de politie, nu!” riep Seb en hij liep al weer naar de deur. Kiki kwam uit haar verdoving. “Ja, natuurlijk! Dat doe ik meteen!” riep ze hysterisch, rukte de koptelefoon van haar hoofd en pakte haar mobiel.
Seb liep terug de gang in, de trap op en opnieuw de kamer van de dode jongeman binnen. Hij voelde zich echt beroerd worden, toen hij besefte dat hij niet eens gevoeld had of de jongen nog leefde. Snel legde hij zijn wijsvinger op de pols van de jongen, maar de kou die hij voelde vertelde hem dat het niets had uitgemaakt. Richard was al een hele tijd dood. Hij moest de neiging om hem van die kast af te halen bedwingen. Hij wist dat hij niets mocht aanraken. Hij keek rond en zag een opgemaakt bed, hoewel het erop leek dat Richard boven op het dekbed had gelegen. In het midden van de kamer stond de bureaustoel. Hij liep er omheen en voelde dat de vloer glad aanvoelde. Hij ging door zijn knieën en zag dat de vloer, die bestond uit de originele vloerdelen, hier en daar donkerdere vlekken had. De vloer was ooit gelakt, maar was op de meeste plaatsen afgesleten. Richard was er nog niet toe gekomen de vloer opnieuw te lakken, zoals hij van plan was geweest te doen.
Het viel hem op dat er een olielucht hing. De kamer was redelijk opgeruimd, voor studentenbegrippen, en zeker netjes voor Richard zijn begrippen, maar het stof lag dik op het grote bureau. Midden op het bureau lag een briefje. O nee, Richard, nee dacht hij. Het is toch niet...? Waarom?
Hij keek op het briefje waarop één zin stond. “Het water reikt me tot de lippen. Ik zie geen andere uitweg. Richard.” Eerst had er het woordje aan gestaan, maar dat was verbeterd. Seb herkende het handschrift. Het was onmiskenbaar dat van hem.
Dus toch, de jongen had geen uitweg meer gezien. Even sloot Seb de ogen en voelde hoe tranen van onmacht omhoog gestuwd werden. Hij slikte ze weg. Hier had hij niets aan.
Hij moest kijken of er geen andere uitleg voor dit alles was, anders zou hij hier nooit vrede mee hebben. Hij keek naar de ramen, vuil en smerig in het naar binnenvallende zonlicht. Het raam dat naar buiten toe open kon, was vergrendeld, maar het kantelraam, dat voorzien was van een inbraakbalk, zoals alle ramen op het Jerichoplein, stond wel open. Iedereen liet dat open staan met deze temperaturen. De vensterbank was leeg, op een dikke laag stof na. Hoewel, nu Seb precies keek, zag hij de afdruk in het stof, die meer dan dertig centimeter bedroeg. Er had iets groots gestaan, maar wat? Midden op die stofvrije plek lag iets dat leek op dikke slierten spinrag. In het stof ernaast stond nog een ronde afdruk, als van een groot glas.
Seb liep naar de gang en pakte de trap die bovenin het trapgat hing. Die hing daar voor ieders gebruik. Hij zette hem in de kamer neer voor het raam en klom toen omhoog. Door een blik te werpen op het raamkozijn kon hij zien dat ook daar dik stof lag. Links van de balk in het midden lag misschien net iets minder stof, alsof er licht overheen was geveegd, wat gebeurd kon zijn met het openen en sluiten van het raam. Geen handafdruk niets. Niets wees op iets anders dan dat hij nu voor waar moest aannemen. Richard had zich het leven genomen.
Gepost op 25-09-2008 om 17:12 uur
174 keer gelezen
<< Vorige in deze serie

Alle verhalen in deze serie (Jerichoplein)
Alle verhalen van deze schrijver (Gabriëlle)

Dit werk is ingezonden op http://www.blocnoot.nl en blijft te allen tijde eigendom van de feitelijke auteur van het werk (of bloCnoot zolang de auteur niet kan worden teruggevonden). Zonder toestemming van de feitelijke auteur mag dit werk niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen. BloCnoot zal nooit toestemming geven indien de auteur niet teruggevonden kan worden. Mocht er sprake zijn van misbruik van de inhoud van het gepubliceerde werk op welke manier ook zullen er (in samenspraak met de auteur) stappen ondernomen worden.