| |||||
Volgende zondag, zelfde tijd, Deel 11 Ze keek hem strak aan en voelde een brok in haar keel. Zijn leven, een hel? Hij draaide zich naar haar toe en ze zag zijn ogen glanzen. Hij slikte zijn emoties weg en begon opnieuw. “Ik ben getrouwd Helen.” De mededeling was zo onwezenlijk, dat Helen even niet wist hoe ze het had. “O,” zei ze simpel. Het was alsof ze een klap had gekregen. Nooit had hij het met één woord over zijn vrouw gehad. Hij had met haar geflirt en met haar gesproken op een manier die zei dat hij haar meer dan alleen maar aardig vond. Maar nooit had hij één stap gezet om dat te bewijzen. Hoorde dat bij de afspraak? Dat hij haar niets te bieden had. Altijd die keurige afstand en waarom? Hij was getrouwd, daarom. Hij had het recht niet om haar hoe dan ook een blijk van liefde te geven. “Ik heb niet tegen je gelogen Helen,” zei hij zacht. “Ik heb je gezegd dat ik je niets kon geven.” “Maar waarom heb je niets gezegd?” “Als ik je iets had verteld, dan had ik alles moeten zeggen. En ik was daar nog niet aan toe. Ik wil er niet mee blijven lopen. Maar als je alles hebt gehoord, dan zul je me nooit meer willen zien en daar was ik zo bang voor.” Ze keek hem opnieuw aan en zag dat hij met zijn hand over zijn gezicht wreef, waar tranen zich met zweet hadden vermengd. “Try me,” zei ze bevend en er verscheen iets wat leek op een glimlach op zijn gezicht. “Oké, ik zal je alles vertellen,” begon hij nu rustig. “Ons huwelijk was slecht. Julie wilde graag kinderen, maar kon ze niet krijgen en daar kon ze niet mee omgaan. Ze kwam in een zware depressie terecht. Ik werk aan huis en probeerde haar te steunen, zo goed als het ging. Maar op een dag kwam ik tot de conclusie dat mijn liefde voor haar verdwenen was. Ik merkte dat andere vrouwen interessanter voor me werden. Een maquettebouwster was één van hen. Ze was aantrekkelijk en ongecompliceerd. Achter Julies rug om ben ik haar gaan ontmoeten. Op een gegeven moment besloot ik zelfs om bij Julie weg te gaan en zocht naar het juiste moment om haar dit te zeggen. Voor het tot een confrontatie kwam, kreeg mijn vrouw een hersenbloeding. Ze raakte bijna volledig verlamd. Praten kon ze niet meer, maar haar ogen maakten me duidelijk wat ze niet meer kon zeggen. Haar ogen zeiden mij: ‘Laat me niet in de steek. Heb het recht niet me in de steek te laten’.” Hij zuchtte een paar keer diep. “Ik heb de maquettebouwster laten vallen en mijn best gedaan om Julie te helpen. Alle mogelijke hulp werd ingeschakeld en ik heb geleerd om haar zo goed mogelijk te verzorgen. Een week of wat gaat dat goed, maar na een paar maanden ging bij mij het licht uit. Ik had bijna geen enkele vrije minuut meer over. Een uurtje hardlopen op zondagochtend wordt dan heel kostbaar voor je. Even weg uit die ellende die maar voortduurt en voortduurt. Die ochtend van dat ongeluk, zag ik die auto in een bloedvaart op me afkomen en in een flits nam ik de beslissing om niet uit te wijken,” hij keek haar aan en ze voelde een schok door haar heen gaan. Ze sloeg haar ogen neer. “Ik gaf Hem de keus om een engel te sturen, als Hij het graag wilde verhinderen, want voor mij hoefde het niet meer.” “Dus daarom zei je engel tegen me,” zei Helen zacht en hij knikte. Dus daarom had er niets van in de krant gestaan. “Ik hoorde van je snelle optreden en dat je waarschijnlijk mijn leven had gered. Gezien het weer en het tijdstip van het ongeluk, was het onwaarschijnlijk dat er snel iemand ter plaatse zou zijn geweest en het had niet lang geduurd, of ik was misschien wel doodgebloed. De bestuurder reed gewoon door, zoals je weet.” Ze dacht terug aan die ochtend en zei: “Ja, dat is waar ook, die bestuurder, is die ooit nog gevonden?” Hij knikte en ze keek hem vragend aan. “Een stel overmoedige jongens die terugkwamen van een nachtje stappen en zin hadden om eens flink te gaan crossen in het park. Ze dachten dat met dat weer toch niemand buiten zou zijn. De auto was van een vader. Omdat ze zagen dat jij gelijk hulp bood, dachten ze dat ze beter konden maken dat ze wegkwamen. Maar ja, hun vader was niet gek. Die zag wat er met de auto gebeurd was. En heeft zijn zoon toen net zo lang onder druk gezet, tot het hele verhaal eruit kwam. Ik heb uiteraard van een vervolging afgezien, gezien mijn eigen aandeel in het ongeluk,” legde hij rustig uit. Het leek wel alsof alle last van hem was afgevallen, nu hij haar de waarheid over zichzelf had verteld. Helen zweeg. Ze was zo murw geslagen door wat ze net allemaal gehoord had, dat ze niet wist wat ze moest zeggen. Er zat niets op dan te wachten op wat er verder zou komen. “Ik heb vreselijk geluk gehad, dankzij jouw snelle handelen,” zei hij met warme stem. “Een paar schrammen, geen hersenletsel en nadat ze me hadden dichtgenaaid kon ik vrij snel weer naar huis. Ik kon niet achter je identiteit komen, maar ergens in mijn achterhoofd dacht ik me te herinneren dat ik al eerder iemand had zien hardlopen op hetzelfde tijdstip, op diezelfde plek. Nou ja, de rest weet je.” Zwijgend zaten ze naast elkaar. Helen overdacht alles wat hij haar tot nu toe had verteld en vroeg uiteindelijk, “hoe is het nu met je vrouw?” “Onveranderd. Ik ben nog steeds van mening dat euthanasie het beste is voor haar.” “Of voor jou?” Hij keek haar fel aan en schoot uit zijn slof, “wat weet jij van het lijden van mijn vrouw. Wat weet jij daarvan?” “Niets,” zei ze op vlakke toon en stond op. Even stond ze te twijfelen. Toen zei ze rustig, “inderdaad ik wil nu naar huis. Het is beter als we elkaar niet meer zien.” Hij keek met een kille uitdrukking op zijn gezicht naar haar op en vroeg net zo rustig, “waarom?” “Waarom?” nu schoot zij uit haar slof. “Snap je dat dan niet. Ik kan niet doorgaan alsof er niets is gebeurd. Je bent getrouwd!” Hij kwam overeind en ging vlak voor haar neus staan. “Er is niets gebeurd, waarvoor ik me zou moeten schamen,” zei hij nadrukkelijk. “We lopen samen hard, we delen niet het bed met elkaar!” Ze voelde dat al het bloed uit haar gezicht wegtrok. Ze zette het op een lopen en werd niet veel later door hem ingehaald. Weer trok hij aan haar arm en deed haar pijn. “Sorry, ik had dat niet moeten zeggen,” zei hij gehaast en trok haar dichterbij dan nodig was. “Ik kan hier niet mee doorgaan. Ik kan het niet, hoor je me,” zei ze verward en schiep weer een afstand tussen hen. Ze liep verder, tot ze weer aan de rand van het park uitkwam. “Geef het niet zo snel op, alsjeblieft. Help me, ik heb je nodig. Ik word gek,” hij bleef staan en hield zijn zij vast, terwijl hij hijgde van het rennen. “Nee Ralph, dat kan ik niet. Vraag dat niet van me. Ik kan het niet.” Ze liep als een bezetene en stopte pas met rennen toen ze voor haar eigen voordeur stond. Hijgend boog ze zich voorover, ze voelde een golf van misselijkheid in haar naar boven komen. Nooit zou ze hem meer zien, nooit meer. Vanaf vandaag zou ze stoppen met hardlopen. |
|||||
|