| |||||
Volgende zondag, zelfde tijd, Deel 10 “Waar was je vorige week?” beet hij haar toe. Hij was anders, ze merkte het toen ze naar hem opkeek. Ze antwoordde niet direct en nam hem afwachtend op. Hij had gedronken. Ze merkte dat hij een kegel had, en ook zijn blik was niet helder. “Ga naar huis en slaap je roes uit,” kaatste ze terug, gekwetst omdat hij haar op deze manier durfde te benaderen. Ze wilde zich omdraaien om weg te lopen, maar hij pakte haar arm en draaide haar terug. Het was de eerste keer dat hij haar aanraakte, maar het gaf haar geen warm gevoel, integendeel, ze werd bang van hem. “Laat me los,” zei ze nu boos en trok zich los uit zijn greep. Ze zette het op een rennen en even dacht ze dat hij haar achterna zou komen. Toen ze op de hoek van de straat omkeek, zag ze hem nog steeds op hetzelfde punt staan, haar versuft nastaren. De hele week daarna wilde ze met Carla over het incident praten, maar ze wist wat deze voor advies zou geven. Blijf uit zijn buurt! Dat had ze niet nodig, want ze was er al kapot genoeg van. Nooit eerder had ze gemerkt dat hij gedronken had en ze had ook geen moment gedacht dat hij haar dit zou aandoen. De week daarna moest ze invallen voor een zieke collega en na twee weken twijfelde ze des te meer of ze die zondag opnieuw op het afgesproken tijdstip aanwezig zou moeten zijn. Toch kon ze het niet laten, zo erg miste ze hem. Bovendien maakte ze zich ook wel zorgen. Hij zat op de stoep op haar te wachten en even dacht ze dat hij in een nog slechtere staat was, dan de vorige keer. Maar toen hij opsprong en naar haar toeliep, kon ze merken dat hij dit keer nuchter was. Hij maakte meteen zijn verontschuldiging naar haar toe. “Het is goed,” wimpelde ze het af, maar hij onderbrak haar. “Nee, ik heb me misdragen en even dacht ik dat je niet meer zou komen. Het zal niet meer gebeuren.” Ze vermeed zijn blik en samen begonnen ze met hun warming-up. “Ik moest werken vorige week,” legde ze uit. Hij knikte alleen. Ze liepen hun vertrouwde ronde door het park en langs de waterkant terug. Bij de brug stopte hij en liet haar merken dat hij even wilde gaan zitten op de bank naast het pad. Ze genoot van het weidse uitzicht dat ze had over de weilanden, waar hier en daar nog flarden nevels op lagen. “Ik zal proberen iets van mijn gedrag uit te leggen, “ zei hij zacht, nadat hij zijn normale ademhaling weer terug had gevonden. “Die week had ik een beslissing genomen om je het te vertellen.” “Vorige keer bedoel je?” “Nee, een week eerder.” “Ik had gezegd dat ik moest werken, herinner je je dat niet?” vroeg ze verontschuldigend. “Echt?” vroeg hij mat. “Ik had alle moed verzameld en toen bleek je er niet te zijn. De week daarna werd het nog moeilijker. Ik dacht dat ik mezelf moed moest indrinken. Ik ben daarbij een beetje te ver gegaan. Ik heb normaal geen drank in huis, omdat ik mijn grenzen niet zo goed meer weet.” “Ben je een alcoholist?” vroeg ze verbaasd. Hij lachte ironisch. “Nee, normaal niet nee,” zijn lach verstomde echter snel en hij keek nors voor zich uit. “Maar niets is meer normaal. Mijn leven is een hel!” |
|||||
|