| |||||
Volgende zondag, zelfde tijd, Deel 9 In de maanden die volgden was ze uitgaan zien naar hun wekelijkse ontmoetingen en gaandeweg was ze verliefd geworden op deze man, die in alles zo perfect bij haar leek te passen. Hij had fatsoenlijke meningen, een vriendelijk en vrolijk karakter en het was zo gemakkelijk om je op je gemak te voelen bij hem. Soms discussieerden ze over geloof, waarbij hij haar diepe vragen stelde. Op een keer vroeg hij hoe ze dacht over euthanasie. “Wil je weer eens discussiëren?” vroeg ze en keek hem terloops aan. Hij keek ernstig en hield even stil. “Stel dat je ernstig ziek bent,” begon hij op ernstige toon en ze begreep dat hij een belangrijk onderwerp aansneed. “En geen hoop op verbetering is. Is het dan niet beter om zelf te bepalen wanneer het genoeg is geweest.” Ze dacht na. “Ik merk zelf steeds dat er in de laatste dagen dat iemand in leven is, er nog zoveel kan gebeuren. Ook met de nabestaanden, laat ik ze zo maar noemen. Dan sta ik aan zo'n bed en probeer tot troost te zijn. En vaak worden mensen daadwerkelijk getroost als ze weten dat ze iemand tot het laatst hebben kunnen bijstaan. Soms kan dat zelfs helpen in het rouwproces,” zei ze voorzichtig. De uitdrukking op zijn gezicht veranderde niet terwijl hij haar strak bleef aankijken en ze niet kon ontdekken wat er in hem omging. Toen gleed er zo onverwacht een glimlach over zijn gezicht, dat het leek alsof er een wolk voor de zon was weggegleden. “Herinner me daaraan als bij mij zo ver is. Ik zou je graag naast mijn bed hebben.” Was dit alleen een grapje, om met haar te flirten? Of was het idee dat hij zou sterven iets wat hem echt bezig hield? Wat stak hier achter? Ze slikte al haar vragen in en voelde de drang om hem aan te raken. Hoe vaak had ze zijn gezicht niet in haar handen willen nemen en het lange haar, waarvan ze vond dat het nodig geknipt moest worden, uit zijn gezicht te strijken. Ze voelde hoe hij streed met zichzelf. Was hij ziek en bang om te overlijden? Was er een dierbare die om zijn of haar leven streed? Ze merkte dat dit dieper ging dan het aanzwengelen van een levendige discussie. Daarom had ze ook niet verteld dat ze het leven kostbaar vond omdat God het gegeven had. Hij zou het aangrijpen om God van wreedheid te beschuldigen, zoals hij had gedaan, toen ze hem probeerde uit te leggen waarom God het onrecht en de zonde toelaat. Ze wilde hem vragen om zijn diepste zielenroerselen met haar te delen en zijn hart uit te storten, zoals hij in het begin had aangegeven te willen doen. Maar voor ze zover kon komen de vraag te formuleren, was de gelegenheid voorbij. Hij had zijn luiken weer gesloten, leek het wel en zwijgend liepen ze terug naar het inmiddels zo vertrouwde kruispunt. Hij nam afscheid en toen ze nog een keer omkeek, zag ze zijn langzame tred en zijn afgezakte schouders. Nooit had ze vuriger voor hem gebeden, dat hij rust en vrede in zijn hart mocht vinden. |
|||||
|