| |||||
Volgende zondag, zelfde tijd, Deel 8 Pas in de week die daarop volgde had ze Carla van haar vreemde ontmoetingen en gesprekken verteld. Carla was niet alleen een collega en vriendin. Ze was een geloofsgenoot en ze was haar mening in de tijd dat ze nu samenwerkten, steeds meer gaan waarderen. Carla had meer levenservaring dan zij en had haar al vaker voor domme dingen behoed. Dit gold in het bijzonder op het gebied van mannen, waar Helen steeds maar pech mee scheen te hebben. Dat Carla grote bedenkingen bij deze ontmoetingen had, was voor Heleen geen verrassing. Wel dat ze haar mening zo ongezouten en fel gaf. “Stop daarmee, zeg ik je,” vermaande Carla haar nog eens, nadat ze de zaak al uitgebreid hadden doorgenomen. Om haar woorden kracht bij te zetten, schoof ze het medicijnenlaatje waar ze iets uit had gehaald, met een klap dicht. Ze keek haar strak aan en stak een vinger op: “Je bent gek meid. Laat je niet in met een psychopaat.” “Carla, hij is geen psychopaat,” probeerde Heleen rustig. “Eenzaam misschien, maar dat echt niet.” “En je zei dat hij knap was,” snoof Carla. “Hoeveel knappe mannen ken jij die eenzaam zijn? Welke man spreekt vrouwen aan op straat?” ze keek haar strijdvaardig aan en kwam dichterbij om haar volgende woorden tot Helen te laten doordringen. “Een psychopaat!” Helen keek dicht in de kleine, normaal zo vriendelijk kijkende ogen en zag daarin woede en frustratie. Maar ook bezorgdheid. Alsof ze terugdacht aan de keren dat Helen misstappen had begaan, met soms vervelende gevolgen. Toen bleek dat Helen haar geen gelijk wilde geven, draaide Carla zich met een ruk om, zodat Helen geen gelegenheid meer kreeg om iets tegen te werpen. Ze liet haar alleen met dit laatste statement. Leunend tegen het rek met de voorraad bedlinnen, moest ze glimlachen om Carla's reactie. Nog nooit was ze zo fel tegen haar uitgevallen. Ze heeft gelijk Helen, vermaande ze zichzelf. Dit was ook wel vreemd, hoe ze hem had ontmoet. Ze was niet voor niets op haar hoede geweest, toen hij voor het eerst contact met haar zocht. En trouwens, wat hij van haar wilde, wist ze eigenlijk ook niet precies. Ze wist niet eens of ze het hem wel kon bieden. Maar er was iets in hem en aan hem, dat haar deed verlangen naar de mogelijkheid om hem daarin te gemoed te komen en in zijn behoefte te voorzien, ongeacht wat het zijn mocht. Het was dit inzicht in haar eigen houding dat haar uiteindelijk het meest verontrustte en ze bad of God haar wilde beschermen voor haar eigen hart, dat ze op dit moment niet helemaal vertrouwde. |
|||||
|