| |||||
Volgende zondag, zelfde tijd, Deel 7 De volgende zondag kwam ze van de kant van het park richting het kruispunt gelopen en hij had haar niet in de gaten, voordat ze direct achter hem stond. “Zo, dus je bent wel gekomen.” Hij voelde zich duidelijk ongemakkelijk. “Ja, ik ben gekomen,” zei ze op dezelfde toon. “Kom we gaan,” zei hij en begon richting de stad te lopen. “Waar gaan we heen?” vroeg ze even later, toen ze zijn tempo probeerde bij te houden, wat maar net ging. Dit keer wilde hij dus geen rekening met haar houden, maar ze wilde zich niet laten kennen. “O, gewoon een andere route, is dat goed?” Ze vond het prima. Tegen de tijd dat ze zich eindelijk aan zijn tempo had aangepast, stopte hij op een plek waar ze dat niet had verwacht. Hij keek haar aan en ze merkte dat hij met zichzelf aan het worstelen was. “Wat is je mening over dit appartementencomplex?” Deze vraag had ze evenmin niet verwacht en even knipperde ze met haar ogen. Toen keek ze naar het bedoelde gebouw, dat vier jaar geleden was neergezet. “Is dat ook één van jouw projecten?” vroeg ze aarzelend. Hij schudde zijn hoofd. “Nee, van een studiegenoot van mij.” “Eigenlijk moet je dat aan mijn moeder vragen. Die heeft hier een vriendin wonen,” zei ze, terwijl ze nog bezig was om op adem te komen. “O,” gaf hij ten antwoord, maar vroeg niet verder en rende om het gebouw heen, waarbij het Helen moeite kostte om hem bij te houden. “Zou het wat langzamer kunnen?” vroeg ze, toen ze haar trots opzij had gezet en meteen minderde hij vaart. Hij zei niets, maar keek verontschuldigend in haar richting. “Mijn moeder zegt," begon ze, waarbij ze op adem moest komen. "Dat mannen geen woningen moeten ontwerpen. Dan kun je er zeker van zijn dat de ramen aan de verkeerde kant zitten of dat de plaatsing van de muren onpraktisch is.” Hij bleef staan en keek haar met grote ogen aan. “Zo, dus dat is je moeders mening.” “Ervaring, denk ik,” zei Helen verontschuldigend. “Oké.” Hij liep weer verder en deed er het zwijgen toe. Ze kon niet zeggen of haar woorden hem hadden ontstemd of het tegendeel, dat hij zich over haar zat te verkneukelen. Nadat ze zich een paar minuten door de pijnlijke stilte heen geworsteld had vroeg ze: “Wat was je mooiste ontwerp?” Hij dacht even na en zei toen met een tevreden glimlach: “Jouw kerk is mooi.” “Mee eens,” zei ze op dezelfde vlakke toon. “Ik heb eens een kantoorpand ontworpen dat ik heel geslaagd vond, maar helaas, er bleek uiteindelijk geen geld om het te bouwen. Ik heb de maquette nog steeds.” “Hoe zag het er uit?” Hij begon aan een uitgebreide uitleg en gaandeweg kwam ze meer te weten over zijn werk. Ze hoorde dat zijn meeste opdrachten kleinschalig waren, zoals het ontwerpen van een aanbouw voor bedrijfsruimtes en woningen. “Je moeder heeft ergens wel gelijk”, gaf hij uiteindelijk toe, toen ze merkte dat hij zich weer aan het ontspannen was. “Ik ben regelmatig door een vrouw geattendeerd op fouten in mijn ontwerpen.” “Echt?” “Dat zegt niet dat ik graag ontwerpen zie van vrouwen,” grapte hij en hij lachte om het gekke gezicht dat ze naar hem trok als antwoord. Toen ze terug kwamen bij het vertrekpunt bleef hij even dralen. Uiteindelijk vroeg hij haar, “waarom ben je gekomen?” “Waarom niet?” “Wat wil je van me?” Ze staarde hem aan. “Wat ik van jou wil? Ik dacht dat jij iets van mij wilde.” Hij kneep zijn ogen even tot spleten en zei: “En willen we dan hetzelfde?” Hij veegde met zijn hand het zweet van zijn voorhoofd en negeerde verder zijn eigen vraag, door te zeggen, “op één voorwaarde.” Hij scheen het belangrijk te vinden om ergens voorwaarden aan te stellen. Ze had alleen geen flauw idee waar hij op doelde. “En die is?” “Geen namen, geen adressen. Geen antwoorden op moeilijke vragen en ik heb je absoluut niets te bieden, niets te geven, dan een uurtje hardlopen op de zondagochtend,” zei hij gejaagd en keek haar daarbij doordringend aan, alsof hij elk spoor van twijfel in haar gezichtsuitdrukking wilde lezen. |
|||||
|