| |||||
Lidhia ontstak haar eigen luminescentie in een flits en wilde zich omdraaien om haar aanvaller te kunnen zien, maar ze voelde hoe ze van achteren watervlug in een houdgreep werd genomen. Het was een reflex: haar beide scherpe ellebogen schoten fel naar achteren en raakten de man ergens in zijn maagstreek. Een rauwe kreet was het gevolg. De houdgreep verdween, maar werd direct vervangen door een hard knijpende hand in haar schouder, zodat het haar duizelde van de pijn. Haar ioloy-blaasjes pompten zich automatisch leeg en veroorzaakten een bitter smakende wolk in de gang, die het heldere licht weer dimde. Maar ze wist dat haar ioloy geen enkel effect had op haar soortgenoten. Een stekende pijn drong in haar arm, terwijl de hand haar schouder leek fijn te knijpen. Ze piepte het uit en verkoos haar laatste verdediging. Die ontlokte een nieuwe kreet aan de man toen binnen een halve seconde zijn hand pijnlijk klem kwam te zitten tussen Lidhias fel dichtslaande, harde pantserdelen. Meteen toen ze zich realiseerde dat ze zich niet volledig kon sluiten, liet Lidhia de hand een fractie van een seconde los — nèt lang genoeg om de benodigde spieren de ruimte te geven — en sloeg ze zich in een vlaag van woede ongenadig hard dicht. De man gilde het uit: zijn vingers zaten er nog tussen… Nu liet Lidhia zijn hand los, die meteen teruggetrokken werd. Met een duidelijk hoorbaar klikgeluid sloot Lidhia haar pantser hermetisch af, om een tel later in de vorm van een gesloten, ondoordringbare schelp op de bodem terecht te komen. Wat is dat rare gevoel in mijn arm? vroeg ze zich intussen af, terwijl ze zich langzaam bewust werd van een vredig gevoel dat de stekende pijn in haar schouder naar de achtergrond drong. Wat heeft hij gedáán!? Ze voelde zich licht in het hoofd worden. Haar gedachten gleden af naar Tirashya. Zou haar zusje veilig hebben kunnen vluchten? Een schommeling in haar evenwichtsorgaan vertelde haar dat ze opgetild werd. Ongemerkt zakte ze weg in een bewusteloze toestand… „Goedemiddag, mevrouw Konings!” „Hoi Rosa! Leuk dat je langskomt! Amber is boven, ga haar maar halen voor de thee als je wilt. Ik had Amber al geroepen, maar dat was bijna tien minuten geleden. Doe je een bakje mee?” „Graag!” lachte Rosa. Rosa was al vanaf haar eerste jaar in Nederland, toen ze zeven was, kind aan huis bij de familie Konings. Die eerste dag dat ze als schuchter nieuwkomertje in een klas met allemaal vreemde kinderen en een overwegend vreemde taal terechtkwam, was het de stille Amber geweest die contact met haar had durven leggen. Wat in eerste instantie slechts met handen en voeten ging, werden al snel gesproken woorden en binnen een mum van tijd had de kleine Amerikaanse hetzelfde niveau in het Nederlands als haar klasgenootjes. En een onafscheidelijke hartsvriendin, die voor haar leeftijd al een heel behoorlijk mondje Engels had opgepikt. De deur van Ambers kamer stond op een ruime kier, die een beperkt uitzicht bood op een flink rommelig domein. Rosa duwde de deur een stukje verder open, klopte twee keer zonder op antwoord te wachten, en stak haar hoofd naar binnen. Haar vriendin legde juist een stapel kleren in haar blankhouten linnenkast. „Hoi Roos!” „Hey Bambi!” Rosa keek rond en waardeerde: „Leuke nieuwe indeling!” „Ja, hè?” glimlachte Amber. „’k Vond al even dat het eens tijd werd voor wat anders.” „Je hebt ’t wel drastisch aangepakt!” observeerde Rosa. „Ja,” klonk het, niet zonder enige voldoening. „Er staat niets meer op de oude plek!” Rosa draaide zich langzaam rond, en probeerde zich de oude indeling van de vertrouwde slaapkamer voor de geest te halen. Maar Ambers nieuwe plaatsing van het meubilair was zó geslaagd, dat dat nog niet eens bleek mee te vallen. „Je moeder vraagt of we thee komen drinken,” herinnerde Rosa zich haar nog onvoltooide missie. „Lekker! Ben ik aan toe!” ontdekte Amber, terwijl ze de immer klemmende kastdeur sloot. „Daar moet je eens wat aan doen, jôh!” vond Rosa. „Weet ik, reageerde Amber. „Moet ook.” Maar Rosa had al iets nieuws ontdekt. „Ik mis iets,” kondigde ze aarzelend aan. „Denk ik.” „O ja?” vroeg Amber, die verbaasd om zich heen keek. „Ik niet…” „Meisjes!” klonk het van beneden. „We kómen, mamma!” riep Amber terug. Rosa volgde Amber naar beneden. „Heb je de hele ochtend over je slaapkamer gedaan?” vroeg Rosa, toen ze met Ambers ouders aan de thee zaten. „En een groot deel van gisteravond,” voegde Amber aan de tijdsbepaling toe. „Is het mooi geworden, Rosa?” vroeg meneer Konings, die op zijn gemak een smaakje thee uit het houten kistje uitzocht. „Ik vind van wel,” gaf het meisje te kennen. „Het lijkt veel ruimer, zo, en ik kon me al bijna niet meer herinneren hoe het eerst stond!” „Dan gaan we je werk straks maar eens even bewonderen, Amber!” stelde mevrouw Konings voor. „Ja maar, nu nog niet hoor! Ik moet nog heel veel opruimen!” wierp Amber tegen, die meteen haast had om haar thee op te drinken en prompt haar lippen brandde. „Ik zag je vanmorgen met een meisje lopen, dat mij niet bekend voorkwam, Rosa,” begon mevrouw Konings. „Is dat iemand van de gebedsgroep op school?” „Gabriëlle LaCroix,” antwoordde Rosa direct. „Nee, ze is nog niet bij de gebedsgroep geweest. Maar ze woont hier een paar straten vandaan en heeft, geloof ik, wel wat behoefte aan vriendschap.” „Ik ga boven verder,” kondigde Amber aan, die opstond en aanstalten maakte haar thee mee te nemen. Haar moeder knikte: „Toe maar, je wilt het graag af hebben, zie ik!” Amber verdween naar boven. Mevrouw Konings reageerde op Rosa’s woorden met: „Ja, dat hebben we allemaal, hè? Maar ga maar met Amber mee naar boven, Rosa. Laat je door mijn nieuwsgierigheid niet tegenhouden. En haar zaken gaan mij niets aan!” Rosa lachte haar toe en pakte haar kopje op. Meneer Konings koos juist een zakje kersenthee uit het mooie kistje. Terwijl Rosa de kamerdeur achter zich sloot, hoorde ze mevrouw Konings zeggen: „Je theewater is al bijna koud, jôh!” Met een grijns beklom ze de trap opnieuw om zich bij haar vriendin te voegen. |
|||||
|