| |||||
Met haar ogen stijf dichtgeknepen stond Lidhia waterloos te luisteren. Ze stelde zich levendig voor dat wie-het-dan-ook-maar-was, daar vlakbij haar, hetzelfde deed. Als ze geen last had gehad van de heftige adrenalinestoot die door haar lichaam gierde, zou ze hebben kunnen glimlachen om de situatie. Hoe lang zouden ze het volhouden, zo? Maar de angst had de overhand, en zij deed letterlijk of ze er niet was… Haar lichaam schokte onwillekeurig bij het eerstvolgende geluid — een stem, die vlak naast haar oor fluisterde: „Lidhia?” Ze piepte van schrik, en de ander schrok duidelijk weer van háár reactie. Het vibrerende „Whoaah!” sprak boekdelen. Maar ze had de stem herkend, en dat bracht haar dusdanig tot zichzelf dat ze durfde te fluisteren: „Tirashya!? Wat doe jij hier?” „Ik wilde weten waar jij naartoe ging,” antwoordde haar zusje, gelukkig nog steeds fluisterend. Lidhia bedacht zich plotseling dat de kans levensgroot aanwezig was, dat haar zusje zich nu vrij zou kunnen voelen om haar luminescentie op te laten komen. „Laat je lumi uit, hoor! En stil zijn! Ik volgde iemand.” „Echt waar!?” was de zachte maar enthousiaste reactie. „Spannend!” „Meteen weer terug naar je kamer en gaan slapen, Tirsch!” commandeerde Lidhia, al trilde haar stem nog. „Waarom?” vroeg Tirashya, die er duidelijk zin in bleek te hebben Lidhia bij haar speurwerk te vergezellen. „Omdat ik dit alléén moet doen,” bedacht Lidhia. „Waarom?” „…Omdat ik dit alleen wil doen,” verbeterde Lidhia zichzelf. „Schiet op, naar bed jôh! En je zegt niets tegen pappa en mamma, hoor! Die mogen het nog niet weten, en als ik geen vooruitgang boek, hóéven ze het ook nooit te weten.” „Ik zeg niets tegen pappa en mamma,” beloofde Tirashya direct tot Lidhia’s grote opluchting. Maar die waterpauze duurde niet lang, want Tirashya proefde een onderhandelingspositie en vervolgde: „…Als je mij met je mee laat komen.” Lidhia zuchtte toen ze haar tactische fout inzag. Ze wist dat ze dit duel verloren had en zei: „Tirsch…, goed dan. Maar ik ga voorop.” Deze ontwikkeling gaf haar een nog minder prettig gevoel dan ze al had… „Mij best,” stemde Tirashya met de gestelde eis in. „En zòrg dat je stil bent, want het is ècht gevaarlijk! Ik probeer uit te vinden waar magister Toenak is!” „Hè? Die wàs hier toch niet?” vroeg Tirashya verbaasd. „Dat wéét ik niet,” antwoordde Lidhia. „Ik ben gewoon iemand aan het volgen, ik weet niet wie, die hier volgens mij niets te zoeken kan hebben.” „Welke kant gaan we op?” vroeg Tirashya praktisch. „Ik weet niet waar die persoon heen is gegaan,” gaf Lidhia aarzelend toe. „Er zijn twee gangen.” Lidhia, die nu haar oriëntatie weer op orde had, keek de zuidelijke gang in; daarna de oostelijke. Ze vroeg zich af waarom ‘de schim’ hier beneden zijn navigatieverlichting óók niet gewoon gebruikte. Zou hij — want ze had vastgesteld dat het om een man ging toen ze hem door het paleis volgde — haar dan tòch opgemerkt hebben? Ze huiverde bij de gedachte aan een mogelijke hinderlaag… „Volgens mij moeten we hierheen,” fluisterde Tirashya eenvoudig, ergens achter haar. „Hoezo?” vroeg Lidhia, die de hand van haar zusje om haar pols voelde. Tirashya trok haar naar de oostelijke gang. Hoe wist ze waar die begon? „Wees eens héél stil, en voel eens,” coachte Tirashya. Lidhia deed het, en merkte dat ze langzaam afdreef door een bijzonder lichte stroming in het water, die uit de oostelijke gang afkomstig was. „Die tochtstroom was er zonet nog niet,” stelde Tirashya vast, en zwom de gang in, Lidhia met zich meetrekkend. „Deze gangen kende ik nog niet,” fluisterde het jongere meisje, nadat ze zo’n tien meter gezwommen hadden — naast elkaar. „Grappig!” RrrrrKLONNK! Het metalen geluid kwam hol en droevig door de gang om hen heen rollen, van ergens vèr vóór hen uit. De meisjes hielden stil en luisterden gespannen. Na zo’n twee minuten van volkomen stilte waagde Tirashya de fluistering: „De tochtstroom is verdwenen, voel je dat?” „H’m,” reageerde Lidhia, die dat detail pas nu opmerkte. „Kom,” moedigde Tirashya haar aan, en ze gaf het voorbeeld door verder te zwemmen. „Achter mij,” fluisterde Lidhia kort, terwijl ze haar zusje inhaalde en terugtrok. „Mij best,” mokte Tirashya opnieuw, die de actie overduidelijk niet leuk vond. Maar ze schoof gehoorzaam naar achteren. In stilte zwommen de zusjes behoedzaam verder, tot Lidhia plotseling hevig schrok bij een aanraking van iets vóór haar. Bepaald onzacht botste ze tegen iets — IEMAND! — op. Ze gilde. Meteen lichtte de gang in een paarsachtige gloed op, en voelde het prinsesje hoe twee sterke handen haar ruw bij de schouders pakten en naar beneden drukten… |
|||||
|