| |||||
*** HOOFDSTUK 3 *** Het was een poging waard: ’s avonds laat op pantoffels onder de gestaag druipende wolken doorlopen, in de hoop dat het je lukt om de meest vochtige druppels te ontwijken vóór je de schuurdeur bereikt hebt. Hij was het gewend om overal een spelletje van te maken. Op die manier kreeg hij het voor elkaar om zelfs de meest saaie en oninteressante klusjes een leuk bijsmaakje te geven. Zoals het vuilnis. Het was pikdonker in de achtertuin, waar hij blindelings doorheen kon navigeren. Onder de kale pergola, die de afgelopen zomer nog de gouden regen gedragen had, kreeg hij een extra grote dosering hemelwater in zijn nek, die pas door zijn overhemd werd opgenomen op een punt recht tegenover zijn navel. Tegen die tijd had hij de schuurdeur al gevonden. Na even gemorreld te hebben met de deurklink, waarbij weer een flink aantal vochtblaasjes op zijn hoofd, schouders en armen uiteenspatten, drong hij het ondoordringbare duister binnen. Ha! Hier was het droog! Op de tast klikte hij het licht aan en genoot van zijn hobbydomein, dat altijd naar vers hout rook. Neuriënd kiepte hij de afvalzak in de grijze container. Terwijl hij zich wegdraaide om de natte terugweg naar het huis te aanvaarden, gingen zijn wenkbrauwen omhoog. Hij draaide terug en keek langs de nog zachtjes uitritselende zak naar de laag houtsnippers eronder. „Hé,” mompelde hij — en hij pakte een flinke, roodachtig gekleurde splinter op van tussen een aantal soortgenoten van willekeurig formaat. De spaander was rafelig en hard; ongeveer vijftien centimeter lang. „Ik kan me niet herinneren dat ik…” Hij haalde zijn schouders op en bekeek de werkbank en de vloer er omheen. Niets vreemds te zien. „’t Zal wel goed zijn,” concludeerde hij. „Ze heeft de boel in ieder geval netjes opgeruimd.” De houtsplinter verdween met een achteloze boog voorgoed in de container. De man rekte zich eens uitgebreid uit, waarna hij verbaasd naar zijn voeten keek. „Hé beessie! Jij ook hier? Zullen wij maar eens naar binnen gaan?” Daar had de mooie poes wel oren naar, want ze liet zich spinnend oppakken en tussen vallende druppels door naar het tòch iets warmere huis dragen. |
|||||
|