| |||||
Nauwelijks was het geluid van de bel verstorven, of over de volledige lengte van de gang op de eerste verdieping van het hoofdgebouw werden de rode deuren met veel kabaal opengegooid om horden uitgelaten leerlingen te laten ontsnappen voor de ochtendpauze. Onder hen bevond zich Rosa, zoals altijd in donkere tinten gekleed en op dit moment verdiept in een wapperend proefwerkblaadje. In Rosa’s kielzog volgde Amber, die het hengsel van haar tas ietwat onhandig over haar hoofd probeerde te hijsen. „Ik ben bang dat ik echt beter mijn best moet gaan doen op die stomme algebra, Amber,” concludeerde Rosa, meer voor haar eigen bestwil dan die van haar hartsvriendin. De laatstgenoemde mompelde wat, terwijl de versleten ‘messenger bag’ eindelijk zo kwam te hangen als de bedoeling was. „Wat had jij?” vroeg Rosa zonder zich naar haar om te draaien. „Een zeven,” kwam het antwoord ergens van achter haar, waar het bijna verdronk in de zee van tieners die de trappen afstroomde. Rosa grimaste: „Toe maar! En voor bio had je een zeven komma drie! Je doet het goed! Ga zo door vandaag en je gaat met zeven zevens naar huis!” Een kort, licht giechelend lachje van Amber worstelde en kwam boven, gevolgd door: „Jôh, je weet toch dat we vandaag geen vakken meer hebben waar we nog iets van terug moeten krijgen!” „Nee, dat is zo,” peinsde Rosa in haar blije bui. Ze kwamen net aan de voet van de trap, waar de tienerstroom uitwaaierde in de richting van de garderobe en de aula. Hier stond ze stil. Amber kwam naast haar staan. Rosa praatte alweer verder. „Zeg, Bambi, mag ik je bio-blaadje eens zien? Ik zou wel eens willen weten wat jij geantwoord hebt op vraag drie.” Amber sloeg de voorklep van haar tas open en groef even door de inhoud. Blozend keek ze weer op en zei: „Vind je het erg? Hij zit ergens helemaal onderin mijn tas…” „Neuh, geeft niet,” antwoordde Rosa gemakkelijk. Ze had al een nieuw onderwerp gevonden om haar aandacht op te richten. „Zeg, daar zit Gabriëlle!” „Waar?” zocht Amber, opnieuw warm kleurend. „Daar, aan die hoektafel!” knikte Rosa discreet. Nu zag Amber haar ook. Ze fronste en vroeg zacht: „Maar wat apart dat ze aan een tafel is gaan zitten. Ik bedoel… normaal gesproken staat ze toch bij één van die pilaren?” „Ze zat daar gisteren ook, tijdens ons tussenuur. Ik denk dat ze minder wil opvallen,” sprak Rosa de eerste gedachte uit, die bij haar opkwam. „Al lijkt me dat niet echt praktisch, zo.” Amber hield haar hoofd iets schuin en keek nog eens naar de ineengedoken gestalte aan de verder lege tafel. Dat Gabriëlle met haar karnemelk daar alleen aan een tafel zat — in een volle aula, nota bene — was inderdaad opvallender dan wanneer ze haar normale standplaats zou hebben gekozen. „Oh oh,” zei Rosa zacht, haar blik gericht op een paar jongens die tussen de menigte in de enorme zitkuil door in de richting van Gabriëlles nieuwe plekje liepen. „Kom,” zei Rosa kort, en ze wenkte Amber om haar te volgen. „Wat moet jij hier?” „Ja, wat moet jij hier?” volgde een echo, die echter toevoegde: „Dit is onze tafel!” „Wat moeten jullie hier? Deze tafel is van niemand, dus wij mogen hier net zo goed zitten. Als je geen zin hebt om bij ons aan één tafel te zitten, zoek je maar een andere plek.” Met stomme verbazing keek Gabriëlle van de twee jongens naar het meisje dat ze zich zo goed herinnerde van de dag daarvoor. Het donkere onderbouwertje had zich, de handen in haar zij en haar kin omhooggestoken, vlak voor de grootste van de twee haar bekende plaaggeesten geposteerd, die even van zijn stuk gebracht was maar zich meteen herstelde met een honend: „Ha! Jij denkt de baas over mij te kunnen spelen? Aan de kant!” „Niet voor jou,” hield het meisje vol. „Mijn vriendinnen en ik mogen hier net zo goed zitten!” „Je vriendinnen?” lachte de jongen. „Wat? Is zij plotseling meervoud?” Gabriëlle knipperde even met haar ogen bij de wijzende vinger en de spottende aandacht, die zich snel verspreidde door die hoek van de aula. Het was ineens een stuk stiller rondom hen. Het dappere meisje keek kort om zich heen, blijkbaar verbaasd dat er niemand achter haar stond. Maar ze liet zich niet van de wijs brengen en richtte zich alweer op haar tegenstander met: „Zij is één van mijn goede vriendinnen, en we willen graag met rust gelaten worden.” „Je andere vriendinnen doen dat al,” grinnikte de jongen, die minstens een kop groter was dan zij — en duidelijk gespierd. Toen keek hij Gabriëlle aan en deed er nog een schepje bovenop: „Geen wonder, met jouw vriendenkeuze.” Plotseling hief hij zijn wijsvinger als de trillende speerpunt van zijn strak gespannen arm tot vlak onder het parmantig omhooggestoken neusje van de kleine, beheerste furie. „Wat wou je doen!?” schoot die pijlsnel terug, zonder ook maar een duimbreed te wijken. „Een jonger — en kleiner — meisje vastpakken of slaan, middenin een volle aula? Moet je vooral doen.” Recht in zijn ogen staarde ze hem, haar ogen tot spleetjes samengeknepen. „Trut!” mompelde de jongen, voordat hij de vinger terugtrok, zich omdraaide en begon weg te lopen. Zijn metgezel volgde direct, terwijl het geroezemoes weer begon aan te trekken. „Dat ‘trut’ zal ik maar als een compliment zien,” grijnsde Rosa. „Hij heeft tenminste nog in de gaten dat ik een meisje ben.” Ze ging bij Gabriëlle aan tafel zitten na eerst nog eens speurend om zich heen te hebben gekeken. Toen stak ze haar hand uit en stelde zich voor: „Hoi, ik ben Rosa.” Gabriëlle pakte de hand, noemde haar eigen voornaam en wist niets anders te zeggen dan: „Bedankt. Ook nog voor gisteren, trouwens. Je was zó snel weg!” Rosa glimlachte even. „Ik had inderdaad een beetje haast, maar je hoeft me niet te bedanken, hoor.” Weer keek ze om zich heen. „Wie zoek je?” „Amber,” antwoordde Rosa. „Mijn beste vriendin. Ze was nog bij me toen we die jongens op je af zagen komen.” „Oh,” reageerde Gabriëlle mat. Háár verbaasde het niet: niemand wilde toch met haar samen gezien worden? Haar gedachtenpaadje liep echter dood op het vlotte, dappere meisje dat tegenover haar zat… „Daar is ze!” ontdekte Rosa plotseling blij. Die blijdschap was echter een kort leven beschoren. „Maar waarom loopt ze nou naar de bieb?” Gabriëlle draaide zich half om, om Rosa’s blik te kunnen volgen. Ze kon in de wemelende drukte niet vaststellen om wie het ging. „Nee, ze is het gangetje naar de bieb al binnengegaan,” zei Rosa, met een lichtelijk teleurgestelde klank in haar stem. „Misschien ontdekte ze dat ze biebdienst heeft, deze pauze. Ze helpt daar regelmatig, weet je.” „Aha,” zei Gabriëlle, zich verlegen voelend bij deze zelfverzekerde leerlinge uit de onderbouw. Had zij maar wat meer van haar weg! „Hoe dan ook, heb je vanmiddag al wat te doen?” haalde Rosa haar uit haar gedachten. Gabriëlle schrok op bij de haar ongewone vraag: „Ik euh… Nee, eigenlijk niet.” „Zin om met Amber en mij mee te komen?” „…Als Amber dat geen probleem vindt,” aarzelde Gabriëlle, al was ze inwendig dolgelukkig om het feit dat iemand háár uitnodigde om samen iets leuks te gaan doen. „Dat loopt wel los,” beloofde Rosa losjes. „Ik ken Amber langer dan vandaag. Zij is zo ongeveer het zachtaardigste meisje dat ik ken.” „In dat geval… graag!” zei Gabriëlle. |
|||||
|