| |||||
Het duurde een paar tellen nadat de grote man voorin het lokaal zijn handen had gevouwen en zijn ogen had gesloten, maar toen was de klas dan ook stil. Iedere ochtend beginnen met een stukje uit de Bijbel — en gebed. Dat was nog de gewoonte op deze christelijke scholengemeenschap. Het merendeel van de leerlingen was niet meer afkomstig uit godsdienstige gezinnen, maar het Vivaldi College stond bekend om de kwaliteit van het onderwijs dat er gegeven werd; die wetenschap gaf vaak de doorslag bij de schoolkeuze. Ook dit eerste uur van de dag hadden de leerlingen gelaten geluisterd naar een op eentonige wijze voorgelezen stukje vol moeilijk taalgebruik, waarna de leraar zonder woorden om algehele stilte verzocht door zijn niet mis te verstane lichaamstaal. Bij hem lukte dat ook altijd. Ook al lokten zijn gesloten ogen bij het dapper uitgevallen deel van de minder religieus georiënteerde leerlingen muisstille baldadigheden uit, het grootste deel van de klas had genoeg respect, al was het dan voor de uitstraling van deze man, om hun ogen te sluiten. Een enkeling bad met serieus gebogen hoofd mee. „Here God, aan het begin van deze dag komen we bij U om Uw zegen te vragen over ons werk.” Onopgemerkt door de leerkracht richtten, ergens vanuit de achterste rijen van het lokaal, een paar schijnbaar gevoelloze ogen een ijskoude blik op het vrome gezicht. „Weest U vandaag bij ons in alles wat we doen, en breng ons vanmiddag weer veilig thuis. Dit alles vragen wij U…” Tot op dit moment bleef de priemende blik zonder te knipperen op hem gericht. Nu werden de ogen stil afgewend. „…in Jezus’ naam. Amen.” Tijdens het tweede uur had Gabriëlle Nederlands van mevrouw De Wit, in lokaal drieëntwintig. Ook hier zat ze, gewoontegetrouw, zo ver mogelijk achterin. Schuin vóór haar zat Elize Jubbenga, een meisje dat haar geen blik waardig keurde sinds afgelopen maart, toen de praatjes waren begonnen die Gabriëlle het leven nog steeds zuur maakten. Speciaal van Elize kon Gabriëlle het niet verdragen: haar vroegere hartsvriendin wist haar nog dagelijks te pijnigen met haar afwijzende gedrag. Ze kon haar aandacht maar moeilijk bij de les houden, vandaag. En dat al tijdens het tweede uur! zuchtte ze in stilte. Maar het gesprek met Ter Heerdt, gisteren in ditzelfde lokaal, was haar niet in de koude kleren gaan zitten. Wanhopig had ze geprobeerd het van zich af te zetten. Een douche was er niet in geslaagd haar te doen ontspannen; evenmin was het haar favoriete jeugdroman, Op zoek naar Sarah van Margaret Anderson, gelukt. Wat het boek wèl voor elkaar kreeg, was dat Gabriëlle verlangend wegdroomde tijdens deze les. Kon ik maar met iemand van plaats verwisselen, zoals Marjorie en Sarah in dat heerlijke boek, mijmerde Gabriëlle. Dat zou nog eens fijn zijn! Haar gedachten waren nog niet helemaal buiten het schoolwezen, want daarop volgde de heldere gedachte: Ik moet toch eens aan mevrouw Van Esseveld vragen of ze het kent, en of ik het in het Engels voor mijn boekenlijst mag laten meetellen… Maar de dagdroom won het vanaf dat punt, en slechts weinig van wat mevrouw De Wit te vertellen had over donkere kamers, W.F. Hermans, fokschapen en kofschepen vond zijn weg naar Gabriëlles bewustzijn, die ochtend: het vluchtend verlangen naar een ander leven, waarin ze een nieuwe moeder zou vinden, liet zich niet onderdrukken… |
|||||
|