| |||||
Met z’n tienen waren ze in lokaal achtenveertig van het Christelijk Vivaldi College, en uit bijna alle lagen van het lyceum. Het getokkel op een eenvoudige gitaar klonk rustgevend; het aarzelend zingen vredig. Bijna alle tien hielden ze hun ogen gesloten, behalve de enkeling die in een eenvoudig papieren boekje de tekst van het lied meelas. Opgemerkt door slechts die enkeling ging de deur van het lokaal voorzichtig open om zich weer te sluiten achter de rug van een jong, donkerharig meisje dat zich bij de groep voegde en zich direct door het lied liet opnemen in de afsluitende regels van het harmonische geheel. De laatste woorden bleven in de lucht hangen, gevolgd door het intieme naspel. Ogen werden geopend. „Hoi Rosa!” groette de gitarist, een blonde jongen uit vwo-5. Ook de anderen begroetten haar even. De gitarist vervolgde: „Alles oké?” „Er was even een situatie waar ik moest inspringen. Ik kan er niet veel van zeggen.” „Leuk dat je er bent, in ieder geval. We dachten al dat je niet meer zou komen!” zei een meisje dat naast de gitarist stond. Rosa schonk haar een korte glimlach en draaide zich toen om naar de deur, waarop drie maal luid geklopt werd voordat hij openzwaaide. „Meneer Den Engel! Leuk dat u ook komt!” „Ik kan vandaag niet met jullie meedoen, waarde dames en heren,” verontschuldigde de rector zich. „Ik ben hier met een andere reden.” Kort keek hij de kring rond. Zich toen tot Rosa wendend vervolgde hij: „Rosa Welder, zou jij Amber Konings even willen opzoeken? Ik verwacht jullie zodadelijk in mijn kantoor.” „Nu direct, meneer?” vroeg Rosa verbaasd. „Graag,” antwoordde Den Engel. „Goed meneer,” knikte Rosa beduusd, om samen met de rector het lokaal weer te verlaten. De achterblijvers keken elkaar puzzelend aan. „Het zal wel te maken hebben met wat Rosa net vertelde,” veronderstelde één van hen hardop. „Met wat ze niet vertelde, bedoel je,” reageerde een ander bijdehand. Een kort gegrinnik was het gevolg. „Nou ja, in ieder geval klonk het ernstig genoeg om er nog even voor te bidden,” stelde de gitarist vast. „Het kan nog nèt.” Dat idee vond algemene bijval. Terwijl de luidruchtige leerlingenstroom even later de pauze achter zich liet om zich naar de lokalen te begeven, klopte Rosa niet bepaald onzacht op de deur van het kantoor op de derde verdieping van het hoofdgebouw. ‘Hr. G. den Engel, Rector’ stond op een metalen plaatje te lezen, dat de deur sierde. Naast Rosa stond haar klasgenote en beste vriendin, Amber Konings, zenuwachtig te friemelen met de mouwen van haar witwollen trui. Een antwoord van achter de gesloten deur scheen uit te blijven, zodat Rosa na enkele seconden haar schouders vragend naar Amber ophaalde. Die keek verlegen terug en streek een loshangende lok van haar lange, blonde haar terug achter haar rechteroor. „Misschien is ’ie d’r nog niet?” veronderstelde Amber onzeker, terwijl ze haar rode stoffen haarband zorgvuldig een paar millimeter naar voren schoof om haar kapsel een net iets voller aanzien te geven. Juist op dat moment zwaaide de deur open, en stond meneer Den Engel voor hen. „Ik had al geroepen dat jullie binnen mochten komen,” begon hij, maar glimlachte er achteraan: „Wat een lawaai hier, hè?” De beide meisjes glimlachten verschillend, en stapten het rustige kantoor binnen op een uitnodigend armgebaar van de rector. „Zo, Rosa…, Amber…,” begon Den Engel op vriendelijke toon met een knikje voor hen beiden, nadat hij het tweetal tegenover zich aan zijn bureau had laten plaatsnemen. Rosa nam terloops notie van de grote agenda die hij geopend voor zich had liggen. „Hoe gaat het met de gebedsgroep?” vroeg de oudere heer haar. Het meisje lichtte op en antwoordde: „Goed, meneer! Zoals u net kon zien zijn er al tien die meedoen!” Waarom vraagt hij Amber mee als hij het over de gebedsgroep wil hebben? vroeg ze zich intussen af. Zij is er nog maar één keer geweest! „Ik ben blij dat er leerlingen zijn die voor de school, hun medeleerlingen en hun leerkrachten willen bidden, en er zelfs een paar pauzes per week aan willen besteden,” waardeerde de man met zijn gebruikelijke warmte. Rosa glimlachte opgelucht, en ook Amber begon zich zichtbaar beter op haar gemak te voelen onder de vriendelijke uitstraling van de machtigste man van de school, die zei: „Jullie vragen je misschien af waarom ik jullie bij me heb laten komen.” De dametjes knikten vragend. „Ik heb hier iets, waar ik graag jullie mening over zou willen vernemen,” leidde Den Engel het doel van dit appèl verder in, terwijl hij zijn agenda zorgvuldig sloot en een stuk papier, dat onder het leren voorkaft had gelegen, over de gladde tafel naar hen toe schoof. De meisjes werden vuurrood. |
|||||
|