| |||||
Hostis ou Amicus Hoofdstuk 1 Het was bijna 30 jaar na de geboorte van de tweeling. In het grote paleis van de stad nabij de grot woonde Rizpah, de jongste van de twee zussen. Ze was er heerseres. Haar vader was inmiddels 2 jaar geleden overleden. Sinds zijn dood ging het steeds slechter met Esrom. Het land raakte in verval. De mensen werden ruwer, wantrouwiger. De overheid corrupter, en het leek wel of er een kwade macht aan de gang was met het vernielen van het eens zo mooie en vredige Esrom. Rizpah had niet veel macht. Onder haar neus speelden allerlei intriges en ze kon er niets aan doen. Maar al te vaak speelde de gedachte om alles maar in de steek te laten. Ze wist echter dat ze dat niet kon en mocht doen. Bij haar inhuldiging had ze gezworen Esrom vrij te houden van vijanden, altijd eerlijk te regeren, en het wetboek te gehoorzamen. Alleen hoe Rizpah haar land moest bevrijden van een onzichtbare, geestelijke vijand stond niet in het wetboek. Zedekis, de hogepriester van Solus, probeerde haar moed in te praten. Hij vertelde haar over de Redder uit de Andere Wereld. In het Heilige Boek werd er gesproken over een Redder die uit een Andere Wereld zou komen, en Esrom zou bevrijden van kwade machten. Rizpah wist echter niet of ze dat nog moest geloven. Ze wist zelfs niet of ze nog moest geloven in Solus. Solus, de Oppergod en God der goden, was sinds eeuwen de enige god van Esrom. Er waren legendes over de tijd toen Solus in Esrom zou hebben gewoond. De legendes gingen over de strijd tussen Solus en de slechte Turbo, of ze gingen over de wonderen die Hij had verricht toen Hij in Esrom was. Rizpah had vaak tot Solus gebeden. Gebeden om de Redder. Tot nog toe was er geen Redder opgedoken... |
|||||
|