| |||||
Ze wandelden samen de helling af, in de richting van de Stad. Uit zichzelf begon het kind te vertellen, intussen steeds de heldere oogjes op Mandy gericht houdend: „Dat is de grote Stad waar we snel allemaal in mogen. Het mag nu ook al wel, maar het is nog niet af en iedereen weet dat Jezus het als een verrassing bedoeld heeft. Daarom gaan we er nog niet binnen.” „We?” vroeg Mandy. „Ja. De andere kinderen en grote mensen en ik. En de engelen. Alleen Jezus Zelf komt er steeds, maar Hij is dan ook Degene die de hele Stad Zelf bouwt! Het is al prachtig om er van de buitenkant naar te kijken, vind je niet?” „Ja, fantastisch!” Het was alles wat Mandy wist te zeggen. Ze voelde zich vreemd verlegen onder de blikken van dit kind, die ze wel voelde maar niet meer vrij durfde te beantwoorden. Op de een of andere manier bracht dat teveel gevoelens bij haar boven die ze moeilijk kon plaatsen — en ze kon toch moeilijk gaan staan huilen waar dit kind bij was terwijl ze het net nog zelf getroost had! Toch liet het vreemde gevoel haar niet los. Ze besefte zich maar àl te goed wie dit kind was… Ze durfde er echter niet over te beginnen. Ze was bang dat ze het bij het verkeerde eind zou hebben en het kind zelf bleef rustig doorpraten over de Stad. „Het is ook bedoeld als verrassing. Op de juiste tijd, als de Bruiloft van Jezus gekomen is, zal Hij ons daar mee naar binnen nemen en ons er laten wonen. Dan zal het de juiste tijd zijn. Fijn hè? Ik kijk er zó naar uit!” Zou dit kind ècht alleen maar uit beleefdheid toeristische informatie geven? Zou het verder niets bijzonders voelen of wist het net zo min als zijzelf met die emoties om te gaan — als die er waren? Wát? ALS die er waren? En dat lied dan van zojuist? En die stortvloed van tranen? Het feit dat ze zelf niet in dezelfde kleren gekleed was als het kind dat haar hand zorgvuldig vasthield maakte Mandy duidelijk dat ze waarschijnlijk terug zou moeten naar de Aarde. Ze wist niet hoe veel tijd ze hier nog met dit prachtkind had voordat het zo ver zou zijn. Ze hurkte neer en keek het kind recht in de eerlijke kijkers. De prachtige naam klonk zo betoverend terwijl ze hem lief uitsprak met een stem die trilde van spanning. „Ja?” vroeg het kind in antwoord op de door Jezus gegeven naam. De oogjes keken verwachtingsvol naar Mandy op. „Voel jij het ook?” was alles wat Mandy vroeg. Even was het stil. Een stilte die in de hele hemel te horen leek. Het kleine hoofdje knikte blozend. Terwijl tranen Mandy’s ogen vulden en al het moois om haar heen in een zachte waas hulden wierp het kind zich in haar armen. „Mammie!!!” Dat woord brak de dam die in Mandy’s binnenste leek te hebben bestaan. Alle emoties kwamen plotseling overweldigend naar buiten en ze huilden tot ze geen tranen meer over hadden. „Ik houd van jou, mammie!” klonk het. „Ik van jou, liefje! Mijn kindje!” snikte Mandy terwijl ze het jonge, warme lichaampje stevig tegen zich aan drukte. „Ik houd ook van jou!” Mandy stond op, het kind op haar arm. De kleine handjes veegden haar tranen weg en zij deed hetzelfde voor het prachtige gezichtje. Het verdriet had plaats gemaakt voor diepe blijdschap en samen lachten ze ontspannen. „Nou, wat wilde je me laten zien?” vroeg Mandy uiteindelijk. „Iets heel moois,” was het geheimzinnige antwoord dat ze kreeg. „Loop maar die kant op!” Mandy keek in de richting die haar kind haar aanwees. Er was niets te zien dan schitterende natuur. Ze begon te lopen, genietend van het kindje — háár kindje — dat haar gezicht streelde en zich heerlijk koesterde op haar arm. „Mammie, je moet straks terug, hè?” Stilletjes knikte Mandy. Ze wist het. Terwijl ze in de heldere oogjes keek zei ze: „Ja, liefje. Maar nu zijn we nog even saampjes.” „Jezus heeft me verteld dat het leven op Aarde niet lang lijkt te duren als je Hem blijft verwachten.” Het kwam zó vanzelfsprekend uit dat kleine, schattige kindermondje. „Dan zullen we wéér samen zijn, voor altijd, schatje,” zei Mandy terwijl ze zich realiseerde wat een heerlijk vooruitzicht dat was. „Mammie?” O, de warmte van dat woordje, uitgesproken door dit kind! „Wat is er, mijn kindje?” „…Hoe zou jij me genoemd hebben?” Mandy glimlachte, leek even na te denken en fluisterde toen iets in het zorgvuldig vormgegeven kinderoortje. Een stralende glimlach was het effect. „Ècht waar!?” „Ja,” knikte Mandy. „Wat is Jezus toch knap hè, dat Hij dat allemaal zo goed weet!” „Zeker weten!” lachte Mandy. |
|||||
|