| |||||
ZESDE BEDRIJF: EEN VOLK DAT IN DUISTERNIS WANDELT.... Er komt een muur het podium op, een rij van mensen sjouwt stenen op de muur en spreekt een tekst uit. Spreekkoor De mensen zwerven rond, ontmoedigd, razend, uitgehongerd. Ze verwensen hun koning, ze verwensen hun God. Turen in de lucht, staren naar de grond. Het is eng duister, verstikkend donker, een inktzwarte nacht. Gisteren vernederde God Israël. Morgen brengt Hij voorspoed. Hier aan zee en over de Jordaan en waar de heidenen wonen. Het land dat nu verdrukt wordt, blijft niet vol duisternis. Het volk dwaalde in het donker, nu ziet men een groot licht. Na diepe duisternis, staat men in stralend licht. U heeft het volk weer groot gemaakt, weer vreugde bezorgd. Als bij het binnenhalen van de oogst, het verdelen van de buit, Zo hoort het op bevrijdingsdag. U breekt het juk op de schouders, het blok om de nek, de stok om te slaan. Dreunende laarzen worden verbrand, bloedende mantels worden verschroeid. Er is een kind geboren, een koningszoon: De Krachtige Bestuurder; De Goddelijke Held; De Eeuwige Vader; De Vredevorst. Groot is Zijn macht, duurzaam Zijn vrede. Hij regeert vanaf Davids troon, met recht en rechtvaardigheid, nu en altijd. |
|||||
|