| |||||
Hallo Marit, Dank je wel dat je zo direct bent. Ik snap dat je het raar vind, een wildvreemde die je aanspreekt en zoiets persoonlijks geeft. Ben blij dat je toch reageert. Je vraagt waarom ik die kaart gaf. Ik weet niet of je in God gelooft? Ik wel. En vanaf de avond dat ik jou zag, en je verdriet, leek het alsof Hij me iets wilde zeggen. En dat gevoel bleef. Vandaar die kaart. Die woorden, dat zijn Zijn woorden. Ik snap het als je hier niks mee kunt. Maar ik moest het toch zeggen, waarom weet ik ook niet. Dat weet Hij. En misschien jij ook wel... Ik hoop dat je er wat mee kunt. Voel je niet verplicht me terug te mailen... groet van Matthias Marit leunde achterover in de hoge stoel. Ze had het warm gekregen, halverwege de mail. Hij gelooft ook in God! Maar waarom krijg ik daar zo’n blij gevoel van? Maar die gedachte was al snel verdwenen toen de werkelijke reden van zijn mail tot haar was doorgedrongen. Haar gedachten tolden. “Wacht even,” zei ze hardop in een poging rust te krijgen in haar hoofd. “Dus God zegt een onbekende, die mij maar één keer eerder heeft gezien, dat hij mij moet vertellen dat ik naar de bergen moet gaan?” Onwillekeurig gingen haar gedachten nu terug naar gisteravond. “Wilt U heel duidelijk zijn in uw aanwijzingen,” had ze gisteravond gebeden. Ineens moest ze lachen. “Weet waarom je bidt,” was een gevleugelde uitspraak van Lucia. “Want Hij zou het je zomaar kunnen geven. Ook als je bidt ‘Here waarheen wilt U dat ik gaan zal’.” Marits ogen gingen terug naar het beeldscherm, en ze liet de woorden tot zich door dringen. “Ik geloof dat ik er niet echt omheen kan, of wel God?” Even raakten haar vingers het toetsenbord aan. Zou ze terugmailen? De boodschap was duidelijk, en daarmee was de kous af. Maar iets in haar, wilde die vriendelijke ogen weer zien, die stem weer horen. Contact... Met de muis klikte ze op ‘reply’. Toen schudde ze haar hoofd en trok ze haar handen terug. Marit sloot haar ogen en zuchtte. Mama, soms mis ik je zo. Kon ik maar even met je praten hierover, maar even zeggen wat ik voel. Soms heb ik het nog zo nodig, om te vragen wat ik moet doen. Ik weet nog maar zo weinig van het leven... Weer gingen haar gedachten terug naar gisteren. Lucia. Marit glimlachte. “Dank U, God,” fluisterde ze. Bij haar vriendin zou ze een luisterend oor vinden. Ze klikte het mailtje weg en sloot de laptop. Er was nog genoeg te doen vandaag. |
|||||
|