| |||||
Een onzinnig verhaal over een octopus en een schele zeelelie. Er was eens een kleine octopus, genaamd Okkie, die slechts zeven armen had. Hij werd daarom vaak gepest door zijn mede-octoklassers. Op een dag leerde hij Lilly, de schele zeelelie kennen… Lilly werd op haar beurt weer vaak gepest door haar soortgenoten. Echter, de bijzondere stand van haar ogen had een gunstige bijwerking in haar ontmoeting met Okkie. Zij zag armen waar ze helemaal niet waren. Zij zag overal lange, grote, sterke armen en aangezien Okkie haar niet aanviel, was hij dus een vriend. Een vriend met verschrikkelijk veel armen die haar zouden kunnen beschermen. En die vele armen kwamen op een avond goed van pas. Toen Lilly namelijk onderweg naar huis was van een open avond op het zeecollege, werd ze tegengehouden door een hele school anemoonvissen, die haar begonnen uit te schelden: “ Blaasoog, Blaasoog!” Lilly deed net of ze niks hoorde. Ze werd vaak gepest en ze wilde net doen of het haar niks kon schelen. Maar de anemoonvissen begonnen des te harder te roepen: "Blaasoog, Blaasoog!" Okkie, die naast haar zwom, keek echter op en werd boos. Nee, hij werd woest. Hij raakte buiten zinnen van woede. Voor zichzelf durfde hij vaak niet op te komen, maar aan zijn beste vriendin Lilly moesten ze zeker niet komen! Maar de anemoonvissen bleven maar roepen „Blaasoog, Blaasoog.” De woede van Okkie hoopte zich alsmaar op, tot de bom uiteindelijk barstte. Hij draaide in een grote kolkbeweging met zijn armen. Hij spande zich zo in om een enorm grote waterkolk te maken, dat zijn drie harten steeds sneller begonnen te kloppen. “Wacht! Wacht!” riep Lilly Okkie toe. “Kijk daar! Een Flowerhorn cichlid vis!” Ze maakte zich zo klein als ze maar kon, om zich onzichtbaar te maken voor deze opperterrorist van de oceaan. De Flowerhorns stonden namelijk bekend als zeer agressieve vissen, die alles en iedereen op hun weg opaten. Okkie schrok zich het vissezuur bij het zien van het grote, roze gevaarte dat op hem afgezwommen kwam. Hij dook in elkaar, sloeg al zijn armen over zijn hoofd heen en ging stil als een steen op de bodem van de zee liggen. Plotsklaps waren de anemoonvissen nergens meer te bekennen. Ze hadden zich razendsnel verspreid bij het zien van de Flowerhorn, en waren opeens niet zo dapper meer. Nadat Okkie een poosje doodstil gelegen had, deed hij één arm omhoog en gluurde stiekem door het kleine kiertje dat hierdoor ontstaan was. Hij keek eens rond en zag niets meer. Voorzichtig durfde hij opnieuw een arm van zijn hoofd weg te halen…, maar opeens hoorde hij Lilly gillen: “AAAH!!” Snel zwom hij de paar meter naar Lilly toe en zag de Flowerhorn tot op enkele centimeters voor Lilly zwemmen. “Sorry… ik… ik wilde je niet laten schrikken,” zei de Flowerhorn verontschuldigend, terwijl ze een nog dieper roze kleur aannam. Okkie, die blij was dat hij niet tot de aanval over hoefde te gaan, bleef stomverbaasd watertrappelend kijken. “Ik eeeh… ik ben…” De Flowerhorn nam een flinke teug water voor hij verder ging: "Ik ben niet wie je denkt dat ik ben." Okkie en Lilly keken elkaar verbaasd aan. "Ik ben eigenlijk een octopus. Maar ik heb mezelf vermomd om wat schrik in te boezemen." Weer keken Okkie en Lilly elkaar aan met een blik van: Denk jij wat ik denk? "En hoe kom je dan aan dat mooie pak? Het is niet van echt te onderscheiden," vroeg Lilly, die wel het een en ander van verkleden afwist. "Die lag op de carnavalsafvalhoop," verklaarde de octopus verkleed als Flowerhorn, alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. "Carnaval?! Yeah. Really! En jij gelooft dat?" deed Okkie, die het zaakje niet helemaal vertrouwde, een dappere poging. "Ja, en of ik dat geloof," verweerde de als Flowerhorn verklede octopus. "Want als ik het niet zou geloven, zou het ook niet bestaan dat ik hier nu verkleed in dit pak rond zou zwemmen, want wat je niet gelooft kan nu eenmaal niet bestaan, maar omdat ik hier wel zwem in dit pak, wat dus duidelijk niet alleen mijn waarheid is, maar ook die van jullie, want jullie kunnen het empirisch verifiëren, blijkt dat ik het geloof en dat maakt dat het echt zo is." Dit volgden Lilly en Okkie niet meer. Lilly keek naar Okkie in de hoop dat hij het gesprek zou overnemen. "Goed," zei deze dan ook om interessant te doen. "Je hebt juist geantwoord." En toen bedacht hij zich iets: "Zeg, liggen daar toevallig nog twee pakken?" “Ja, er liggen heel veel pakken,” zei de Flowerhorn-octopus glimlachend. Okkie keek even opzij om te kijken of Lilly begreep wat hij van plan was. Lilly gaf een kort knikje ter bevestiging. Okkie keerde zich weer naar de Flowerhorn-octopus: “Wij willen dan ook wel graag een pak. Zou je ons naar de carnavalsafvalhoop willen brengen? Want ik heb geen idee waar dat is.” De Flowerhorn-octopus begon te glunderen. Eindelijk wilde iemand een keer met hem mee. Hij zei dan ook: “Ja, natuurlijk wil ik dat. Het is wel een lange en gevaarlijke reis, maar ik breng jullie er met plezier naar toe.” “Echt leuk dat je dat wilt doen,” zei Lilly, die na een tijdje haar mond te hebben gehouden ook wel weer eens iets wilde zeggen. Met zijn drieën gingen ze op weg om de lange tocht af te leggen. “Whoeha!” riep Okkie ineens verschrikt uit, toen ze vlakbij de carnavalsafvalhoop gekomen waren. Hij stak vier van zijn armen uit. Twee aan elke kant, om Lilly en Cichie tegen te houden. Cichie, de octopus verkleed als Flowerhorn, zag het toen ook. Maar Lilly zwom ongehinderd tussen de armen van Okkie door, zich onbewust van het gevaar dat dreigde… |
|||||
|