| |||||
Jared wordt opgeschrikt door de zachte klopjes op de deur. Behoedzaam wordt de deur open gedaan. Het gezicht van Luthién verschijnt in de deuropening. Ze is duidelijk van streek. “Haelle wil je spreken? Ze vroeg zich af waar je bleef.” Ze voegt met een zachte stem en op een behoedzame manier aan toe: “je zit hier al meer dan een uur en Haelle ligt ziek beneden snap je niet dat ze dan wil dat jij bij haar bent?” De beschuldiging is overduidelijk aanwezig in haar worden maar Jared reageert er niet op. Hij is moe en wil slapen maar een bezoekje aan Haelle is natuurlijk ook niet verkeert en eigenlijk wel nodig. Zonder zelf het precies door te hebben loopt hij naar beneden. Onderwijl denkt hij terug aan de woorden van Luthién. Ja, Haelle en hij zullen altijd bij elkaar blijven want nu ze met elkaar ingeprent zijn zullen ze niet zonder elkaar kunnen leven maar dat betekent niet automatisch dat met elkaar leven makkelijker is. Hij zal nog steeds voor haar moeten zorgen, een lach op haar gezicht moeten toveren, haar troosten en haar lief hebben. “Jared,” zegt de opgewonden stem van Haelle, “waar was je? Wat ben ik blij je weer te zien?” Hij kijkt naar haar en loopt dan naar haar toe. Ze licht een beetje verloren in het grote bed, dat hij naar de woonkamer verplaatst had. Ze heeft de deken niet meer helemaal over zich heen. Hij geeft haar zacht een kus op haat voorhoofd en vraagt hoe het met haar gaat. “Luthién zei dat de verhoging weg is en het enige waar ik nog last van heb is mijn hoofd maar dat zal snel genoeg overgaan, is het niet?” Haelle kijkt hem vol vertrouwen aan. Zijn adem stokt even en hij denkt terug aan de woorden van zijn moeder aan zijn vader lang geleden: “ik zal je nooit verlaten. Ik vertrouw jouw mijn leven toe, zonder jouw zou ik niet willen leven.” Nu ziet hij diezelfde blik, die zijn moeder in haar ogen had toen zij deze woorden aan zijn vader vertelde, bij Haelle. Hij weet hoe het is afgelopen met zijn ouders maar zo zou het voor hun niet kunnen aflopen. Het is alles of niets. Ze zullen niet kunnen scheiden zoals zijn ouders hadden gedaan. Ze moeten bij elkaar blijven maar hij weet niet hoelang hij dat zal kunnen volhouden. Hij heeft immers nog zoveel demonen om tegen te vechten, zoveel kwade en boze herinneringen en mensen die hij eerst moet overwinnen voordat hij überhaupt kan beginnen met het gelukkig maken van haar. Hij pakt haar hand vast en knijpt er zacht in. “Alles komt goed, dat beloof ik je, maar ik weet niet hoelang dat gaat duren.” Haelle kijkt hem eventjes aan en dan knikt ze. “Je hoeft niet bang te zijn. Ik heb geen boze familieleden of andere mensen achter mij aan die iets tegen jouw of mij hebben.” Jared antwoordt niet en blijft voor zich uit staren. Ze weet duidelijk niet wat voor een mensen hij achter zich aan heeft. Zij mag niemand achter haar aan hebben maar hij heeft er des te meer achter zich aan. En een van hen kent ze: Gilraen. |
|||||
|